VI.
'Afd e e l .
XXVIII.
Hoofd*
STÜfT.
Voedzel.
De Schulpdieren fchynen het meede Voed-
zei te trekken uit de* Slyk o f Slibber der
Wateren. Sommigen eeten ook Wormpjes en
Infekten; ja Vifch of Vleefch gelyk de Aardslakken.
Eenige Hoorens komen, geduüren-
de de Zomer, uit het Water, en'klimmen
by de Takken der Boom en, die in ’t Water
daan, op, om te aazen op derzelver Bladen en
Vrugtem ’t Is niet onwaarfchynlyk, dat de
Dieren der Hoorens, die in ’t algemeen naar
Slakken gelyken, ook dergelyke Levensmanier
hebben. Men vindtze meest zitten aan
de Steelen en Bladen vati ’t Zee-Wier en
andere Waterplanten in de Indiën, op welken
veelerley Infekten huisvesten. Maar, dewyl
z y altemaal de Lighaamsdeelen omgekeerd,
en den Mond naar beneden hebben, zo komt
het Voedzel van onderen in, en de Vuiligheden,
die men Papaver noemt, gaan op-
waards uit, zo fommigen aanmerken. Die
der Rivieren eeten kleine Vifchjes en veelen
gaan weiden: de Mosfelen leeven van Water
en eeten in haar voortgang de Kuit der Vis-
fchen, zegt d’A r g e n v i l l e . Dewyl het
zeker is , dat de Dieren der Schulpen, die
twee Snuitjes hebben, als de Zee - Scheeden,
door het eene geduurig het Water influrpen,
en
Voorwerpen gemaakt, vinden in het Vyfde Deel van de
Verzameling van gekleurde Hooien* en Schulpen in Qjiarto,
Tab. XIV. '
en door het andere hetzelve weder uitfpu- VT.
wen, zo zullen zy buiten twyfel, gelyk ^e x x vm *
kleine Vifchjes, gevoed worden door de Diert-hoofd-*
je s, Zaadjes en Olieagdge deelen, die ’er a l-stuit,
toos in ’t Water zyn (* ) . De Aardflakkén,
waar toe ook veelen, wier Hoorntjes men
tot Liefhebbery bewaart, gelyk de Lampjes*
Topflakken en dergelyken, behooren, eeten,
als gemeld is, Bladeren en Vrugten Cf).
De gemeende Woonplaats der Conchyliën'wro6n*‘
is in de Zee b f derzelver Stranden: want datplaaK*
’er op den bodem der Zee zouden zyn van
eene verbaazende grootte, die wegens haar©
zwaarte daar altoos leggen blyven, gelyk
R o n d e l e t iu s w il, heeft geene zekerheid.
Ondertusfchen is zulks, ten opzigt van de
Origineelen der Verdeende Ammons- Hoorens,
niet ongeloofbaar. Men vindtze byna in alle
Wateren des Aardbodems, doch die aan de
Kusten der Specery - Eilanden , en daarom-
flreeks, in Öostindie, voorkomen, fchynen
de voortreffelykden te zyn van Kleur. Dat
het Voedzel der Schulpdieren daar van de
oirzaak z y , is waarfchynlyker, dan dat zulks
zoude voortkomen van de derker werking der
Zon: dewyl als dan de Westindifche en die vaa
ds
0 } Zie SASï EZ. Natuurkundig Uhfpannizgir,. I, DSEin
bl. 7.7.
fff Zie het voorgaande XIV, , STUK, van deess Ratttwm
Hykf Hijiork, bl. 144»
D t
Ü Dsel. X Y c STÖK»