vr.
A fdeel.
XXVIII.
Hoofdstuk.
Methode
v?n LiNNA5US.
■ 78 R a n g s c ö i h k i n d
zes Geflagten van Zee-Appelen, die ten m*
terfte naauwkeurig onderfcheiden zyn.
Het Samenftel der Natuur van den Heer
L i n n j E U s by berhaalingen veranderd eii
verbeterd zynde, zo hebben de Aanmerkingen,
die ’er op de Eerfte Uitgaaven zyn gemaakt,
dikwils geen plaats ten opzigt van dé
laatfte. Ja, als een andere A p e l l e s heeft
zyn Ed. de gedagte Aanmerkingen zig ftil-
zwygende ten nutte en daarvan gebruik gemaakt,
tot verbetering van zyn Samenftel;
dat, zo veel de Conchyliën aangaat, Hemelsbreedte
verfchilc van de Eerfte Uitga&ve (*).
Toen maakte hy agt, naderhand negen Hoofd-
verdeelingen o f Geflagten, naamelyk van
a i Patellen, 2. gedraaide Hoorens, 3. Porfe-
leinhoorens, 4. Zee-Ooren, 5. Wormkokers,
6i Nautilusfen, 7. Doubletten, 8; Lepaden,
Microcosmus; Dé betekenis van dit laatfte
is duifter en dubbelzinnig geweest, gelyk
de Heer d e B e r g e n billek aanmerkt ( f ) ,
en in de volgende Uitgaaven heeft onze Ridder
dit woord niet als een Geflagtnaam gebruikt.
In de Tiende Uitgaave is de Orde
omgekeerd. Zyn Ed; begint met de Veelfchaa
(?) CAR. L IN N. Syst. Tiatur*. Lugd. Bat. 1735. Folio
Regali.
, ( t ) Antiot. in CAS. L IN N. Syst, Nat, Ed. VI. Stock-
Holm. 17+*, editara, E-phem. Natura Cttrioforum , ut fiipra
p. S2;
m
d e r S c h u l p d i e r. e n . 79
fchaalige of Veelklëppige, en eindigt met de ,VT.
Eenfchaalige. Dit was ook gepaster; dewyl Afdeel*
hy den voorgaanden Rang, der Mollusca, met Hoofd-
het Geflagt der Zee - Egels o f Zee - Appelen, stuk,
die weezentlyk Veelfchaalig zyn, doch geen
harde Korst hebben, beflooten hadt, en de
volgende Rang, van de Lithophyta, uit.Een-
fchaaligen beftaat. Dus heeft 'zyn Ed. dan
ook die zelfde Ordfe gevolgd in de Twaalfde
en laatfte Uitgaave van zyn Samenftel der
Natuur ( * ) , welke ik thans gebruik; ,met enkele
byvoeging van drie nieuwe Geflagten, die
van Mattra, naamelyk, Teredo én Sabèlla:-zo
dat het getal der Geflagten van Hoorens en
Schulpen o f Conehyliën in ’t algemeen, by
hem, thans zes - en - dertig is. En, dewyl
deeze geen Pooten hebbende Dieren, doof *
onzen Ridder , in het algemeen Samenftel der
Natuur, en wel in het Ryk der Dieren, met
regt in de Zesde Afdeeling, dat is in de Klas-
fe der V e r m i s of W o r m e n , geplaatst
zyn ; zo bekleeden zy daar in , op de naakte
Slakken en Slakgelykende Dieren volgende
onder den naam van Testacea o f Schulpdiereü,
als gezegd is, den Derden Rang.
ÖRt
I
ü
(*) Syst, NaturA. Écf. XII. OftavQ, Holttii*, 1767,
l. Déél, XV. £tük.