VI.
^FOEEL.
XUII.
H oofdstuk.
dit laatfte geval , en komen overeen met d@
Anofnia Vertice roftrato van C ol .u m n a , hier
pok bygebragt. In Engeland vallen zy enge,
vaar een Duim lang en wat fmaller, fommigen
geheel vast en doorfchynende alsKeytjes, anderen
hol , doch altemaal Doublet. In een
Zandige Sloot, omtrent een Myl van Gran-
tham, vondt hy daar van éen groote menigte.
Aanmerkelyk is, het gene L i s t er hiervan
zegt. ,, Nooit heeft men onder de Zee-Schul-
., pen dergelyke gevonden. Dus Ipreekt F a-
„ eios C o lumn a , een Italiaan van Adelyke
,, afkomst, ’t Is wonder, zegt hy, dat zoda-
,, nige Schaalen verfch en levendig hedendaags
,, niet gevonden worden: weshalve wy veeleer
„ vermoeden, dat dezelven door de langduuri-
„ ge aanfpoeling der Zee herwaards gevoerd
„ zyn , dan dat de Natuur opgehouden zou
s, hebben, zodanigen voort te brengen.”'
’t Vermoeden van dien Italiaan is, in onze
Dagen, grootendeels bewaarheid. De Franfchen,
naamelyk, voor weinige Jaaren de Malouines
Eilanden bezittende , en aldaar naar Conchy-
Iiën visfehende , hebben het onbetwistelyke
Origineel gevonden van de Terebratuliecen, ’ t
welke men thans le Coq et la Poule, dat is, de
Haan en Hen , of eigener, gelyk d’A r g e n -
v i l l e meldt, le Bec de Perróquet3 dat is de
Pappegaais- Bek, tytelt. Het komt ook in de
Zee van Noorwegen voor, zegt L i n nasus.
Hoewel nu, dus, nog op ver naa niet alle Verfchei*
fcheidenheden van Anomies, in ’t Origineel, VI.
ontdekt zyn, blykt echter hier uit, dat men AvyjjT
ten dien opzigte niet moet wanhopen , om Hoofd -
door den tyd ook de Origineelen der andere tot stuk.
dus verre nog enkel Verfteend voorgekomene
Conchyliën te vinden: als wanneer onze Na-
zaaten zig over ons, zo wel als wy ons tegenwoordig
over die'van voorigen tyd. zullen
verwonderen, dat wy daar aan getwyfeld hebben.
De Terebratulieten zyn , zo wel als de zo even
gemelde Anomies,in ons Wereldsdeel gemeen,
ën dus is ’t of de Almagtige, om de ondoor-
grondelyke diepte van zyne Wysheid aan ons
te openbaaren en de gedagtenis daar van te
vereeuwigen, den boezem van den Oceaan in
Europa had uitgefchud!
(238) Anomie, die de Schaal aan den Grond-ccxxxm*.
Jleun der Zyden famengedrukt heeft,
van voeren geplooid zynde , in ’t mid Hoekige,
den drietandig.
De langwerpige Anomie wordt deeze van den
Heer T e s s i n genoemd, hebbende de Cchaal
Wigagtig of i eitels wyze; de voorfte Klep met
twee, de onderfte met drie Plooi jen, en het
ëéne Scharnier uitpuilende
(239)
(238) Anomia Testd foafi latenirri compresfa, antice plica«
ta j medio tridentato. Mus, Tesfin, 50, T, j* f, 4,
Aa 5