A fdeel.
XXXV.
Hoofdstuk,
xc.
Cardium
edule.
Kokhaan»
Eyrondagtig, glad met flaauwe Stree,
pen, aan den binnen-Rand gekarteld
heeft,
De Kleur van deeze, uit de Middellandfche
Zee afkomftige, is g eel, inzonderheid in het
diepfte van de Schulpen, die zeer bultig by ’t
Scharnier zyn en fomtyds van buiten Oranje,
kleurig.
(90) Hart - Doublet , die de Schaal aangezoomd
heeft,* met zesentwintig flaauw
gekromde Schubagtige Ribben.
De Heer B a s t e r geeft den naam van Kok«
haanen aan dit flag van Doubletfchulpjes, die
aan de Stranden der Noordelyke deelen van
Europa zeer gemeen zyn, en, met de andere
Strandfchulpjes, den grondflag van onze ge«
woone Kalk uitleveren. Ik heb reeds van
*Hadz 45. derzelver menigvuldigheid gefproken *. Onze
Vrind let meest op de gefteldheid van het
Dier, dat deeze Doubletjes bewoont, ’t welk
zyn
IT
D. PI. 10. f. 4, V. D, PI. 10. £ 7, VI. Deel, pi.
r. 1,
1, 2*
(90) Cardium TcSta antiquata, Sulcis riginti fex, obfblei
recutvato-imbricatis. Faun. Suec. 4141. It. Oeland. 42. BAi
TER Uitfpann, II, p. 72. T. 8. £ 1— 4. L 1 S T . Angl. 189
T. 5.' £ 34-. G UAL T H . Test, T. 71. f. F. RUMPI
M u f, T, 44, f. E, Knorr, Verzcm. VI. Deel, Pl, 8
£ +.
zyn Ed. zeer naauwkeurig afgebeeld heeft, en Vl.
aangemerkt, dat zy zig altoos een weinig on- ^ x xV *
der de Oppervlakte van het Zand der Zee- Hoofd*
Oevers onthouden, om gebruik te kunnen stuk*
maaken van haare twee Pypjes, waar van
het eene tot inneetning van Voedzel, het andere
tot loozing der Vuiligheden dienen zou.
De Pypjes, zegt zyn E d , gelyken naar de
Snuitjes der Zee-Sterren, en door dezelven
heeft een geduurige influrping en uitwerping
van het Zeewater plaats. Het Vifchje legt
als een Mosfel in de Schulp, en wordt in
Zeeland veel van geringe Luiden gegeten.
Ik-merk in ’t algemeen aan , dat deeze
Doubletjes de genen zyn, die van ouds Pee-
tunculi plagten genoemd te worden, als zyn-
de kleine PeSbines o f Kam - Schulpen. O f nu
die, welke Rumphius Pectuncnlus vulgaris
ty te lt, ook tot deeze Soort behoore, valt zo
gemakkelyk niet te beflisfen: als zynde dezelven
, op ’t midden van de Schaal, Citroengeel,
en op de plooijen merkelyk gekarteld,
„ Zy hebben, (zegt hy,) veel Vleefch,
„ en houden zig op onder ’t Zand; doch by
„ laag Water komen zy boven, openen haar
,. Schaal, en gaapen naar een zagten Wind.
„ In dit Gewest is het Vleefch wat hard en
tot de Kost niet zeer aangenaam, maar in
„ Portugal, en langs de Spaanfche Kusten,
„ daar men ze Brigigoins noemt, en daar z y
„ niet breeder dan twee dwarfe ViDgers zyn,
„ wor