VI. ven en gewelfde Schubben, welke op ryën
XLV** geplaatst zyn3 heeft.
Hoofdstuk.
Door deeze worden zekerlyk die groote
Ham - Doubletten verftaan , welke de Schaal
ruuw hebben en van Hoornagtige Kleur, zyn-
de overlangs uitgegroefd met verfcheide Sleuven
, doch fomtyds ook geheel elfen en zonder
Sleuven * zo L in n ^eus aanmerkt. De
Geftalte, voegt hy 'er b y, is als die van een
Varkens-Ham, zwart van binnen en van buiten,
en aan den bovenden rand, in de genen
die tot zekeren trap van volwasfenheid gekomen
zyn , hier en daar bezet met gewelfde
Schubben , die zeer yl haan. Zulks kan zyn
Ed. van R umphius ontleend hebben,in wiens
Werk , nevens de oude, een Jong Hammetje
ïs afgebeeld, zonder zodanige Schubben; doch
in de befchryving verzekert R umphius het
tegendeel. Zie hier, wat hy van de gewoone
Pinnee zegt.
Gedaite. ,, Zy hebben de langte van één o f ander*
|kcxijr. „ half Voet en zyn boven de vier Duimen
„ breed, beneden fpits toeloopende en met de
,, helft regt nederwaards in deSlykerigeGrond
„ verborgen. De ééne lange Zyde is gefloo-
„ ten, de andere los en opent zig omtrent
„ een ViDger breed, hebbende om laag een
„ Baard
gestis, M, L. XT. 544. N, 141. Pinna lata, RUMPH. Mus*
T. 46. f. L, Ferna, ARGENV. Ctncb, T. zj. f. F. GiNANN,
Adr, h l T. 25. f. 166,
Baard van zwartgroene Draaden , die men
Bysfus noemt, waar mede het Dier zig vast x L v .
maakt aan Zand en Steengruis. De boven-Hoofd-
fte Zyde gaapt altoos en loopt wat ro n d ,stuk.
zynde de Schaal aldaar zo dun en fcherp
als een Mes, zo dat men zig geweldig daar
aan kwetzen kan, met onvoorzigtig daar op
te trappen of naar te duiken. De buitenge
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
39
93
93
93
93
99
93
Schaal is zwart, o f met wat bruin gemengd
, en , zo ver zy boven den Grond
uitfteekt, vol Zeegruis of Kalk; het overige
zuiver, bezet met korte yle Schubben,
die op ryën haan, en aan de ouden^ fchier
geheel afftyten. De onderfte Spits is wi t :
binnen is de bovenfte helft mede zwart,
de onderfte Zilververwig. Het Dier heeft
een groote Callus, benevens een groote
Klomp hoog geele of Menie - roode Vettigheid
wélke men het Ey noemt: voorts
breede zwartagtige Lappen, door de_gehee-
le Schulp verfpreid, beflaande t Vleefch
niet meer dan de Zilver ver wige Plek en
daar onder legt een groote Zak van zwart
Bloed en Zand. De jonge Pinna 9 noch geen
half Voet lang zynde , is wit van Schaal ,
zeer dun en doorfchynende, van buiten in
de langte geribt o f geftreept en met fcher-
pe Schubben bezet, allengs een bruine 1
leur aanneemende. Ook is derzelver bovenfte
Zyde niet rond, maar regt, zo dun en
k » i s Glas.” Hoe‘