JBji
VI. „
.AfDEEI.
XLV.
Hoofd,
stuk.
* »ladsi
3*7.
Kleur zyn ï want men vindtze ros o f uit den
„ rooden zwartagtig, ja fomtyds byna geheel
„ zwart. Men vindt ’er ook witte; doch die
„ de Keur niet kunnen ui titaan. Deeze echter
3) verwaarloozen de Indiaanen niet, wanneer
„ zy de Pinnee geopend hebben; maar men-
s, genze onder de beste Paarlen, om de menig'
33 te en zwaarte daar van te vergrooten; even
33 als o f iemand, onder Tarw, Gerst o f Hal
v e r mengde. Bedreven Kooplieden, echter,
3, ontdekken ligtelyk dit bedrog, en geeven
3, ’er daarom ook zo veel Gelds niet voor. Z y
s, fchieten in rondheid by de anderen niet te
,3 kort, ’t welk veelen wonderlyk fchynt, daar
, , de Ham-Doubletten langwerpig zyn, en
„ menze in andere Pinnee meest langwerpig
3, aantreft, gelyk z y in de ronde Schulpen o f
3, Oesters doorgaans rond zyn” (*).
Dat de Ham-Doubletten Paarlen vóórtbrengen
kan, inderdaad, niemand bevreemden,* alzo
dit gemeen is aan demeefteDoubletten, inzon-
dèrheid de Oesters en Mosfelen, gelyk wy gezien
hebben *. Dat zodanige Paarlen , echte
r , minder in waardy zyn, wegens de Kleur,
kan men ook, aangemerkt de bruinheid van het
Paarlemoer; waar mede zy bekleed zyn, ge-
makkelyk begrypen: want de fynheid der Paarlen
is zekerlyk met de zuiverheid van die bin-
nenfte Huid der Schulpen, welke dezelven
voort-
(*} Aldroy. de Testaceis. Libï. III, Cnp, 4**
voortbrengt, evenredig *. Des dan de Ham- VI.
Doubletten, in dit opzigt, zelfs van de Mos-
felen, die taamelyk fyne Paarlen uitleveren I jHoofd-
over troffen worden; doch in een ander opzigt stuk.
gaan zy dezelven oneindig te boven.
Wy hebben gezien dat de Mosfelen zekere ^
Draaden uitgeeven, die dezelven aan elkander , i54> enz‘
aan Hout, Steenen of zelfs aan den Grond hechs fie zyde
ten 4-. Dit zelfde heeft in de Ham-Doublet-
ten plaats, maar de Draaden, wélke deeze t o t ^ ^ 2'
een Baard ftrekken, verfchillen in fynheid zo
veel van de Draaden der Mosfelen, als Hennip-
Garen o f Touwwerk van de fynfte Zyde. Het is
een zeer zagte fyneWol, die in langte evenredigheid
heeft tot de grootte dér Ham-Doubletten,
welken dezelve voortbrengen; zynde in de
grootflen wel een Voet lang, volgens R o n -
'd e l e t i u s . Men noemtze, zegt B o n a n n i ,
Bysfus marinus, öm ze te onderfcheiden van
het Vlafch en de Zyde , welken het Land
voortbrengt. Zy is dienftig tegen de Vogtig-
heid van den Winter, en in de Ooren geftoken
tegen de Doofheid. Men maakt ’e r , tegenwoordig
, te Palermo op Sicilië, Handfchoe-
nen, Koufen en zelfs Stoffen van, die wegens
haaren bruinrooden glans de ongeverfde Zyde
overtreffen. Sommigen hebben, derhalve, de
Ham-Doubletten, of aan het Schulpdier, dat
dezelven bewoont, een Slak zynde volgens L i n-
NAïUs, den naam gegeven van Zee-Zydewor-
inen» 7 z-
I. Desl . XV. Stuk.’