VI.
A fdeel.
XX VIII.
H oofdstuk.
Verbas*
zend ver-
fchil in
grootte ,
de Guineefche Kust ten minfte even zo fier-
lyk moesten zyn. De Zonnefchyn, evenwel,
brengt de bekleedzelen der Schulpdieren, evert
als de Vrugten der Planten , in zeker op-
zigt, tot meer volkomenheid; gelyk men dit
waarneemt in de Paarlemoer en de Paarlen,
die veel minder glans hebben in de Noorde*
lyke Landen dan onder den Evenaar. Ook
fchynen zy aldaar grooter te vallen: ten minfte
van zulke verbaazende Schulpen , als
R üm ph id s gewaagt, en diehy Vader Noachs*
Schulpen noemt, welke men op fommige Eilanden
in Oostindie vindt, fchynt elders geen
voorbeeld te zyn. Maar, behalve de Zee,
leveren de Rivieren ook veelerley Hoorntjes
en Schulpen uit: waar by dan nog de Aard-
flakken komen, die een Hooren draagen: want
deeze tellen wy ook onder de Testacea of
Schulpdieren.
Gelyk men, nu, van de gedagte Schulpen*
op Amboina, en de Molukkes, verfteende
vindt, die zo groot zyn, dat zy gemakkelyk
tot een Lykkist kunnen verftrekken voor een
Menfch; zo vindt men elders Ammons-Hoo-
rens van omtrent een Elle over ’t kruis. Zulke
verbaazend groote Stukken komen thans
niet voor, onder de onverfteende Conchyliën,
hoewel men nog Fonteinbakken heeft van ont-
zaglyke grootte: om nu niet te fpreeken van
Tritons, Kasketten, Reuzen-Ooren Krul- en
Lap - Hoorens, Tepelbakken, Nautilusfen en
ananderen,
die ook zeer groot vallen. Hier VI.
mede die kleine Hoorentjes en Schulpjes,' y vlttif
welke men Speculatie - Goed noemt, vergely- Hoofd- *
kende, openbaart zig reeds een verbaazend STUK‘
verfchil in grootte, *t welk echter zeer overtroffen
wordt, van de kleinte diervHoorentjes,
door P lan cu s in k Zee-Zand van Ri-
mini, aan de Kust van Napels, waargenomen
, onder welken men vindt, waar van de
honderd naauwlyks een Grein zwaar zyn (*).
Het niet minder groote verfchil der Con» in Geflal-
chyliën in Gehalte, heeft al van over langte*
de noodzaaklykheid doen zien, om ’er eenige
Verdeeling in te maaken, en dit verfchil is
ook het eenige byna, waar op de Syftemari-
fche Orde der tegenwoordige Liefhebberen
berust. Maar ongelukkig geldt hier het fpreek-
woord , zo veel Hoofden zo veel Zinnen.
Vierentwintig verfchillende algemeene Stelze-
len worden opgeteld door den Hoogleeraar
C a r . Aua. d e B e r g e n , die dezelven beknopt
voorftek, en daar over zyn oordeel
geeft. W y zullen de voornaamften kortelyk
doorloopen.
A r i s t q t e l e s hadt, in zyne Verdeeling, ouc?e vet-
zo wel op het Dier dat de Hoorens en Schul-
pen bewoont, als op de Geftalte derzelven
agt
(*) KLEIN Lucubrat'iuncula de formatione Tesiaritm,
p. I i .
£>3