VL Dceze mag dan te A «Tkirirv ° reugt de Gedoomde hee-
XLV. *ten* Zy 'l s tevens breed en dun van Schaal,
Hoofd gelykende ook veel naar een Westfaalfch Ham-
stuk. metje volgens R um ph iu s , die ze voor het
W yfje der gewoone Ham - Doubletten houdt.
Hy hadt ’er gehad van zestien Duimen hoog
en een Voet breed, aan de opene zyde een
weinig uitgehold met een Bogtje , daar de Zyde
uitkomt. De Schaal was zwart o f Aard*
ver wig, op ryën met fcherpe fmalle Schubben
bezet, welke zy ook in haare Ouderdom behouden.
Men vindtze enkeld, en van de voo»
rigen afgezonderd: want zy beminnen een harder
Grond .en vryer Zee; komende ook niet
altoos voor, in de nabuurfchap van Rivieren,
gelyk fommige Schryvers, zegt hy, verkeer-
delyk van de Pinncè gemeld hebben.
Ik heb zodanig een Hammetje, dat zeker-
lyk uit Oostindie afkomftig i s , zynde v y f
Duim lang en drie Duim op ’t breedfte, bruin-
agtig Olyfkleur, vry dik en eenigermaate misgegroeid.
Men kan daar het gedagte Bogtje,
waar R umphius van fpreekt, zeer duidelyk
in waarneemen; doch de Schubben zyn niet
fcherp, gelyk zy in anderen zyn, byzonder-
lyk in die Pinna der Afbeelding van G ua l -
t h i e r i , welRebruinrood was van Kleur,en
de plooijen op de kant gedoomd hadt, gelyk
öok die, welke H assel qui sr in de Middel-
landfche Zee waarnam. Deeze hadt de Schaa-
len aan ’t breedfte End rond, zeer breed err
aan den Top fpits gehoekt. Men vondt ’er rood Vï>
en geelagtige Paarlen in, van grootte als Lin-A^ v ^
zen-Zaad. Zie hier de befchry ving, door hem Hoofp-
van het Dier gegeven. stuk.
,, Het heeft twee Lippen, die Lilagtig, in*HetDier.
„ waards dun zyn en doorfchynende met wit-
,, agtige Aderen gekleurd; aan dezydendrie-
,, voudig geplooid en rimpelig; deplooijenvan
,, de bovenfte Lip Tegelrood, van de onderfte
,, bruin. De Ooren zyn klein en halfmaans-
,, wyze , aan de Tippen dun, van onderen
,, breeder en Tegelrood. De Bek is Kraakbee-
3> nig, Buisagtig, van onderen wyd, aan de
„ Tip dunner, witagtig. De Maag langwer-
,, pig, groot, Vliezig, zwartagtig, met eene
,, zwarte , poeijeragtige , eenigermaate dorre
„ Stofte gevuld. Twee Kraakbeenagtige Lig-
,, haamen zyn ’er; waar van het eene ’t Lig-
„ haam des Diers doorboort en de Schulpen
„ famenhecht. Dit is lang, dik en fterk. Het
3, andere, aan den Top der Schaal de Kleppen
,, vereenigende, is zeer kort, niet zo dik,
„ 'doch ook fterk. 'Nevens het eerfte Kraak-
,, beenige Lighaatn komen uit het Lighaam des
„ Diers ontelbaare Draadswyze Vezelen, die
„ zo zagt als Zyde zyn, naar een Baard ge-
„ lyken, en zig buiten de Kleppen, beneden
„ het midden van de langte, uitftrekken, hech-
, , tende de Schaal vast aan den bodem van de
„ Zee.”
F f 3 Dc
y
55