Vi. C10) Lepas met een Kegelvormige gegroefde
Afdeel. Schaal , die onbeweeglyk vast zit > de
XXX. Dekzeltjes fpits.
Hoofd. j jjr
S . x. Ey den naam van Zee-Pokken of Zee-Puistert
Ba- jrgnneQ Wy eerfte Soort van dit Geüagt,
zee pok, welke overal gemeen is aan de Oevers van
den Europifchen Oceaan. Een menigte van
Hoorens en Schulpen o f Koraalen, dryvend
Hout, Paaien, Ankers, ja Schuiten en Schepen,
vindt men ’er dikwils mede bezet, en als
geheel mede begroeid.- De Ouden hebben ze-
kerlyk deeze Balani genoemd; hoewel zy dien
naam ook gaven aan de Pholaden en Langhalzen
of Eende - Schulpen; om dat die allen
eenigermaate de figuur van Eikels o f langwerpige
Nooten hebben: ’t welk het Griek-
fche woord b«x««5 te kennen gaf. De Schulp-
jes, inderdaad, die het Dier bedekken binnen
de buiten - Schaal, doen deeze Zee-Puisten zig
niet kwaalyk als een Eikel in haar Dop of Kelk
vertoonen. DeGeftalte, voor Jt overige, en
dat zy zo menigvuldig nevens elkander groei-
jen, geeft ’e r , niet oneigen, den naam van
Zee-Pokken aan. |fU
e
(10) Lepas Testa Conicä fnlcata lixa, operculis acumina*
ns. Syst. Nat. Xll. Gen. 301. Faun. Suec. 2122*. M. L. U.
466. N. 2*» Jt.’ Westgotb, 170. LEIUWINH. E-
pist. 82. p. 471. T. 465. K l e i n . Ostr. T. 12. Fig. 94,
95. GBALTH, Test. 106. C F. Philof. Tranfatt. 175*.
V, 2. 1*, 34, f. 17. BAS TBR Opuse, fuèces, 127« T. ia♦
De Heer B a s t e r geeft ons een zeer Vr.
iiaauwkeurige afbeelding en befchryving van a/ deel,
het Dier , dat in de Zee - Pokken huisvest; Hoó^d-
doch ten opzigt van de Schaal, en de Ken-stuk.
merken daar uit afgeleid, heeft hy L 1 n n m u s Zet' Pe*'
niet begreepert. Men behoeft flegts de by-
zondere befchryvingen, welken de. Ridder daar
van gegeven heeft, zo in die van de Sweed-
fche Dieren, als van zyn Westgotthifchen
Reistogt, na te zien, en zal bevinden, dat
hy door Sulcata de Sleuven bedoelt, die ’er
langs de Schaal loopen in deeze Soort, en
dus dezelve van de volgende, die de Schaal
effen heeft, onderfcheiden. Zyn Ed. zegt,
dat hy, by Marffcrand, deeze Baianus hier en
daar vond zitten op de Schaalen der Beurskrabben:
de Schaal meest beilaande uit zes
Kleppen, in de figuur van een geknotten Kegel
, die de boven t e Opening gedekt heeft
met vier Puntige Ruitswyze Klepjes 4 waar
van de twee onderden grootst (*). Zy ver-
fchilt van de volgende; 1. dat zy grooter is:
2. dat de Schaal op de zyden met veele oa-
gelyke Sleuven is uitgegroefd : 3. dat het
JDekzel, uit vier Kleppen famengefteld, een
lange Spleet tot fluitirig heeft, welke fchuins
ge-
(*) Testa conftans Valvulis fiepras VI. Coni trnncaci forma;
apertura fuperiore tefta Valvuüs IV. acumihatis Rhombi for»
ïiia, qua'nun 2 inferiores mäjores. Wesgott/i, Reiß p3g jpg
G 2