VI. wordt men de óirzaak blykbaarlyk gewaar ,
^XLIV waaneer zy afgevyld zyn, doch nergens mis-
Hoofd-’ fchien duidelyker dan in de onze van Fig. 2,
stuk. alwaar men aan de andere zyde , juist tegen
TaaH paarj over, een rond Gaatje ziet, als in
'n'r' Fig» 3. Dit wordt bevestigd door de aanmerking
van Rü m p h i u s , dat de Paarlen eerst
met een Halsje aan de Schulp gehecht zyn,
en vervolgens daar af gaan door het lekken
van het Schulpdier: doch de plaats der Paarlen
kan niet zyn, waar de Pees heeft vastgezeten
, alwaar het Paarlemoer zig doorgaans
wat oneffen vertoont. Wy vindenze onver-
fchillig aangehecht op andere plaatfen van de
binnenfle Oppervlakte. L i s t e r heeft, dus
ook mis gehdd, met den omtrek van die Plek
der aanhechting van de Pees, in zyneAfbeelding,
voor de eigen zitplaats der Paarlen op te
geeven (* ) ,
Hoe ongerymd dan het denkbeeld der Ouden
is , dat de Paarlen uit den Daauw, die in
de gaapende Schulpen val t, zouden geboren
worden ; niet minder ongegrond acht ik het
Gevoelen van laatere Autheuren, dat zy haa-
ren oirfprong zouden hebben in ’t Lighaam
van den Oester, in deszelfs Vleefch of Pees,
o f dat zy een gedeelte der Eijeren zouden zyn
v^n de§ze Schulpdieren, gelyk men voor omtrent
(*) Üxertitat. Anatomiea tertia. T^b. 9,
trent honderd Jaaren beuzelde (*). S t e n o ,
inderdaad, redeneerde veel beter over de
Paarlen, zo als ik dit heb aangehaald *. De
reden van derzelver groeijing, evenwel, (niet
aan de Schulp,- noch aan het Schulpdier, als
een Ziekte van hetzelve o f een Gebrek van
Ouderdom zynde, gelyk fommigen willen (f)>
maar aan uitwendige oirzaaken, die de Schulp
van buiten befchadigen, toe te fchryven zynde,)
hadt hy niet begreepen , offehoon dezelve
nader bekragtigd worde, dooreeneaan-
merkelyke Waarneeming van hem. Op order
van den Groot Hertog van Toskanen eene
Paarl openende, of doorzaagende , bevondt
hy , dat dezelve , die van buiten fchoon wie
was , van binnen een zwart Lighaampje bevatte
, dat de grootte van een Peperkorrel
hadt.
VI.
Afdeel,
XLIV.
Hoofd»
STUK.
Paarl-
Oester.
* Blads.
25.
(*) Sandius had? een Brief deswegen gefchreeven , die
in de Phil. TransaU. van ’t jaar 1674, is geplaatst. Dit ziet
op de Eijeren. Klein getuigt, dat de Paarlen in ’t Lighaam
van het Dier geboren worden. Lucubrat. de Pest, formatione,
p. 13. Zie bladz. 25 , hier voor. Jam veroMargarit* non extra
Animal, fèd in Corpore Animalis gignuntur et efformantur ,
&c. Doch vervolgens zegt hy, pag'. 31, 32- Jam in Oculos,
cadit, Uniones ex ipfa Subftantia Testas , prout Verrucas e
Cute prodire. Dit laatfte is veel beter getroffen.
(|) WORMius was van dit Gevoelen , ’t welk Bonan-
n i fchynt behaagd te hebben. P l A Ncu S oordeelde dat het
Gebreken waren van de Schulpen, en dit is, in zekere zin,
waar. Uniones , (zegt hy) quse reipla nil aliud fuut nifi
Concharum Vitra. De Conch, Pra:f, p, 4.
Bb 4