VI.
Afpeel
XXXII.
Hoofdstuk.
,, in het Zand, die hy, die Voet als een By-
■ „ tel verbreedende, breeder en dieper maakt,
„ waar door hy allenskens dieper in ’t Zand
,, zinkt. Verkiest hy, diep genoeg zynde,
„ voorwaarts te gaan, hy (leekt de Voet als
„ een Schop of Spade vooruit, drukt het
, , Zand aan wederzyden weg, en trekt zig ,
,, door middel van die zelfde Voet, die dan
„ voorukftekende, en het onderfte gedeelte
„ daar van als een Lip wat omkrommende,
„ en in het vaste Zand hegtende, al meer
, , voorwaarts”.
De gezegde Voet is dat platagtige witte
Deel, ’t welk zig in onze Afbeelding van
de Pholade, in Fig. io , F laat CXVI , zeer
duidelyk tusfchen de Schulpen vertoont. De
meeste Schulpdieren hebben ’t zelve van onderen,
en bet dient hun allen tot de voortgaande
beweeging, gelyk in de Slakken. Het
is in eenigen veel grooter, breeder, fteviger,
dan in anderen. Voor ’t overige komt het
Dier van deeze Gaapers veel met dat der ge-
woone Mosfelen overeen. Zy zitten, fomtyds,
een Voet diep onder ’t Slik, en zyn te vinden
door één Gaatje, ter grootte van een
Stuiver. Uit het Zeewater gehaald, werpen
z y , door de grootfte Opening aan % end van
haare Snuit, het Water eenige Voeten ver.
Uit dit alles blykt, dat zy verfchillen van de
gezégde Sweedfche Gaapers, in welken de
ééne Schulp maar een uitfteekende Tand
heeft 3
heeft, met een evenwydig Tandje naar de VI.
gaaping toe. De grootte wordt by die van x x x i l .
een Ganzen-Ey vergeleeken. Hoofdstuk.
(a8) Gaaper, die de Schaal Eyvormig heeft, xxvnr.
met den voornaamften Tand van het ^rum.
Scharnier gekarteld, den zy deling fc hen
overlangs gejlrekt ; die van de andere
helft tweevoudig.
De fchrandere Bo n a n n i geeft reden van
de benaaming. „ Zy wordt , zegt hy, Con-
,, chaPiëtorum geheten; niet wegens de Kleur,
,, maar, wegens het gebruik dat ’er de Schil-
„ ders van maaken, om Verwen in te bergen,
,, waar toe deeze Schulpen, die in de Rivie-
,, ren gevonden worden, beter zyn dan de
„ Zee-Schulpen. Z y zyn, naamelyk, van die
, , Zoutige deeltjes bevryd, door welken, an-
„ ders , veele Verwen verbasteren en be-
,, derven. Van buiten hebben zy een geel
,, groenagtig bekleedzel, van binnen zyn zy
„ Zilver- of Paarlemoerkleurig: fomtyds rood-
„ glanzig, fomtyds met een blaauwagtige
„ Huid overtoogen. In zodanige Schulpen,
,,-die de Tyber naar Rome voert, heb ik
„ kleine Paarltjes gevonden”.
Tot
fis) Mya Testâ ovatâ ; Cardînis Dente prîmario crenulato ;
laterali longitudinali ; alterius duplicato. Faim. Suie. 2129,
Bon ANN, Rçcreat, II. f, 41, L^st, Aw>. T, I,
f. 4. -
K 5
11
I
i l
u