VI.
Afdeet •
XXXIII
Hoofdstuk.
xxxv.
Solen En-
J ‘ s‘
P e u l-D O H -
blet.
( j j ) Scheede met de Schaal overal éven breed
en een weinig gekromd,* het êéne Scharnier
tweetcmdig.
De kromte, die ’er bekwaamelyk den naani
van Peul - Doublet aan kan geeven, onder-
fcbeidt deeze Soort genoegzaam van de voorgaande,
en ik oordeel, dat alle de Solenes
van L i s te r hier toe te betrekken zyn? zo
wel als die: welke d’A rge n v i l l e het Mannetje
noemt, in zyne Figuur L vertoond,
hebbende de helft van haaren Rok Violet, de
andere helft bruin gefpikkeld. Van de zoda-
nigen, die echter in Kleur meest uit den
groenen bruinagtig zyn , hebben wy ze niet
alleen kleiner dan de voorgaande ^ maar zelfs
veel grooter . tot by de zeven Duimen lang.
en één Duim breed. L i s t e r hadt *er van
agt Duimen. Zie hier, wat hy van dezelven
zegt.
,, De Schaal-is dun en glad, taamelyk hok
„ De beide Schulpen zyn famengehecht^door
„ een zwarte Pees, die het Scharnier uit-
„ maakt,-dat naast is aan ’t ééneEnd. In de
,, ééne Schaal zyn twee Tandswyze uitfteek-
zeis, in de andere als een dun Plaatje, dat-
„ tusfchen de gedagte Tandjes infchiet. De
,, bei-
(is) Solen Test.Vlinearl fiibarcuat&, Cardine altero biden-
tato. M. L. U. 473. N. 14 *. L 1 s T. Afigl, App. T. 2’. f.
o, ARGENVILLE Conch. T, 27. (54.) k L ? KNOR®
Verzam, VI. D, Pi. 7. f. 1.
d e S c i i e e d e n : 193
beide Enden , Romp en als afgebroken , ,VI.
ï, flaan altoos open. Van deeze Schulpen is^ x ’x i l f
„ d e uitwendige Kleur, ook in ’t leeven, Hoofd .*
„ uit den bruinen o f groenen geelagtig: h e tSTüKi
„ Vleefch van het Dier geheel wit o f wit-
„ agtig als Rooni van Melk. Men vangtze
,, levendig, by zwaare Ebben, dié omtrent
„ de Volle Maan gewoonlyk plaats hebben,
„ inzonderheid in de Maanden Febfuary en
„ Maart, menigvuldig aan het Strand, op
„ fommige plaatfen van Engeland. Zy zyn
„ gewoon zig op het ééne End in ’t Zand
„ op te regten, dan kan menze met weinig
„ moeite in menigte , ja by nagt als met
,, Kaarslicht vangen” . Hier zal hy , waar-
fchynlyk, het oog hebben 'op dat Phosphorie-
ke Richt, ’t welk deeze Schulpdieren uïtgee-
yen, dat zig zelfs in de Mond der genen, diê
dezelven eeten, vertoont, io d’A r c e n v Ille
meldt.
„ Van deeze Visfchen (vervolgt L ister,)
v is men gewoon een Soupe te bereiden
,, welke fommigen voor lekker houden. Ook
fmaakte my haar Vleefch, toen ik het proef-
„ de, beter dan dat van eenige andere onzer
ji, Zee-Schulpen, en kwam, myns oordeels,
zeer naa aan de Garnaalen. Onze Visfchers,
» evenwel, tellenze maar onder het Aas, dat
„ men aan den Hoek flaat, om andere Visfchen
,, te vangen ( * )
, j y> De
(*) At nostris Piscatoriius ir.ier Esc as tantum numerantur,
N App.