Afdeel ^00rens dergelykedikbuikige: de tweede él»
XXVIII. 8en aan de ^Porfeleinhoorens: de derde aan dé
Hoofd- Oesters, Mosfelën en alle Doubletfchulpen,
sxuK. die niet alleen in djkte toeneemen, maar ook
aan den Rand oógfchynelyk nieuwe uitzettingen
bekomen. 'De afgebroken Takken o f Punten
van de Spin- en Snippekoppen'* en derge-
lyken, worden, zo hy aanmerkt, nimmer
her field.
Gedagten De Heer R e a ü m u r , zegt K l é in , leidt
Kiemen, de aangroeijing met alleen, maar ook den oir*
fprong der Kleuren, af van de Halskraag of
Zoom van ’t Schulpdier. In geen van beide
opzigten. kon hy zulks toeftemmem „ W y
,, ontkennen niet (zegt zyn Ed.) dat de Die-
„ ren uit zeker gedeelte des -Lighaams fom-
,, tyds Kerker dan uit anderen doorwaafe-
„ men, by voorbeeld nevens de Halskraag
,, van de Slak: de Stof, die uitzweet, moet
3, niet van de Halskraag alleen, maar van het
3, geheele'Lighaam zyn; ook is de Slym def
„ Rimpelen o f Tepelen de Stoffe zelf niet,
3, welke tot behoud van het Leven des Diers
3, doorwaafemt. Dus is de uitwaafeming o f
, , doorwaafeming en wryving o f aanwryving
„ niet een en ’t zelfde: daar is meer in dé
,, wryving dan in de doOrwaafemirig. By al-
3, dien de rimpelige deelen en Tepelën van
3, de Halskraag famengedrukt worden, leve-
3, ren zy een overvloedige Stoffe, zeer ge*
3, lykendé naar het Kwyl des Beks van het
n Schulpj,
Schulpdier, die ik geen Stoffe noemen zou, VI.
„ welke uit- o f doorwaafemt. Even ’t z e lf-x x v ilL
3, de gefchiedt, wanneer het Dier de voorlle Hoofd-
„ deelen van zyn Lighaam, die uitgeftoken stuk*
„ waren, flegts door den Vinger van een
„ Menfch wat onzagt aangeraakt zynde, we»
,, derom binnen zyne Schulp, en wel zo diep'
, , verbergt, dat niets dan dat Kraakbeenige,
3, welk de Halskraag geheetéff wordt, naar
3, den Mond des Karteldarms gelykende, in
„ ’tgezigt blyvé. Ondertusfchen heeft even-
„ wel, ’t gene aangaande de Kleur en zwar*
3, te Vlakken van de Halskraag voorgefleld
, , wordt, een groote waarfchynlykheid: in-
„ dien, naamelyk, de Halskraag geel zy of
,, Citroenkleurig, o f de Stoffe die uit dezel*
, , ve zweet zodanig gefchikt, dat dezelve,
3, een nieuwe Winding maakende, die tevens
3, een geele Kleur kan geeven, en de Hals-
,3 kraag bovendien met Vlakken bezet is, wel-
3, ke eindelyk, by voorbeeld, o f een zwarte
3, Spiraale lyn, o f Vlakken die in een Slange-
,, trek geplaatst, zyn, tekenen*
„ Aangaande zodanige Verfchynzelen zal ik Haar
i, in ’t vervolg myn gedagten zeggen. Thans
3, zou ik gaarn weeten; van waar zo ver-
„ fchillende en gemengde Kleuren famenloo»
,, pen in de gevederde o f gefchubde Teke*
„ ning van de Triton -Hoorens, van de Kas*
,, ketten, die gezoomd zyn, de Tollen en
3, ontélbaare andere zo Hoorens als Schulpen*
I. Dbkï,. XV, STOK,