VI. ging. A r i s t o t e l e s hcefc reeds aangetë-
/ - - k e n d , dat deKamfchuIpen * fpringen. R um-
Hoofd- p h i u s verzekert, dat de Maieijers dezelven
Vliegende Schulpen noemen, om dat men ze
uit Het Water fomtyds een Sprong ziet doen,
als o f zy vloogen. Van die fraai je Hoorens,
welke men Nautilusfen o f Schippertjes noemt*
is ’t bekend, dat zy langs de Oppervlakte der
Z ee gaan fpelevaaren, en dan, naar believen,
wederom onder duiken. Dit heeft zo wel in
de dikke plaats als m de dunne o f Papieren
Nautilus. Die Hoorens', wier Dieren Slakvor-
vormig z y n , zullen waarfchynlyk als de Slakken
kruipen langs de Rotfen, Zandbanken o f
op den Grond der Zee. Zulks is ten minften
zeker van de Patellen, Zee-Óoren en derge-
ïyken. Het Dier der Doubletten fteekt een
Lid u it, dat naar eeri Poot gelykt, en baant
zig daar mede een weg door het Zand. De
beweegingen, welke het Dier door hulp van
deezen V o e t, (dien zyn Ed. in de gewoone
Strandfchuipen afgebeeld h e e ft,) volbrengt,
zyn wonderlyk, zegt de Heer B as t e r ; Het
keert zig niet alleen daar mede t ’onderst boven;
maar trekt zig voorwaards en maakt ’er
ook gebruik van, even als de Varkens van hunne
Snuit, om in den Grond te booren (^). Ver-
baazend is ’t , dat fommige Schulpdieren, ge-
Jyk de Pholaden, zig Wooningen weeten uit
te
(*) Natuurkundige Uitfpanmngen, II, Deel, bladz. 75,
te hollen in Rotfen van Kalk - o f Zandfteen, Vf.
Op de gezegde wyze door middel van haa- x x v in
ren Voet o f T o n g , kruipen ook de Mosfelen Hoof» . ’
voort, en de Oesters, fchoon dit niet kun- stuk,
nende doen, weeten zig doch in de Slik om
te keeren en daar uit te redden (* ) . Meest,
echter, zitten deeze laatften v a k , en de
Schulpen hechten zig aan Steen o f Paaien,
ja aan elkander, en fomtyds die der Mosfe-’
len aan Oesters, zo vas t; dat menze ’er moet
afbreeken. Deeze aankleevertde eigenfchap
heeft wel meest in het Geflagt der Oefteren
plaats, doch men vindt ook de meelde Hoorens
en Schulpen, zélfs die nog leevfehde uit
de Zee gehaald zy n , begroeid met Wormhuisjes
en Pokken .(Balani) , ’t welk Diereö
zyn, die zig niet verplaatzen, zo min als het
Dier der zogenaamde Eende - Schulpen. Ge-
ly k , men nu, deeze laatften met haaren Hals
gehecht vindt, aan Paaien, Steeneri o f Stukken
Houts, zo zyn ’er oök fommigen Schül-
pen, die zig met Zyden Draaden vast maa-
ken. De Ham-Doubletten leveren daar van
eën voorbeeld üit. Ook komen, in de Adria-
tifebè Zee, een foort van Hartvormige Doü-
bletjes voor, die lang zw ar t, Hair hebben*
’ t welk waarfchynlyk mede tot derzelver aanhechting
dient ( f ) ;
(*) De zelfde I. Deel , bladz. 79.
(T) Men zal de Afbeelding van zodanig een, naar myne
b Voeg-,
D