VI. of de Jongen , hechten zig aan Steenen eti
AXL n ’ veelerley andere diDgen , naar ’t voorkomt,
Hoofd' gelykende dus haar een druppeltje Kaarsfmeer.
stuk. Dit Broed, wat harder en gröoter geworden
zynde, wordt door de Visfchers van den Stoel
afgefcheiden , of met denzelven opgenomen,
-en dus op andere plaatfén gebragt. Ookfchiec
men de Oesters uit, die maar twee o f drie
Jaareri oud , o f anders tot verzending onbekwaam
zyn , en ftrooit dezelven op de Oes-
terbanken, daar men dan vervolgens ’t ge-
dagte Jaarige Broed over heen zaait. De reden
is baarblykelyk, aangezien men dus Jaar-
lyks daar van een Teelt van Oesters krygt,
die tot gebruik bekwaam zyn.
Vyanden Geen Dier is ’er op Aarde.., dat niet zyne
det oes- y y an(jen heeft. Onder de gevaarlykften, voor
£eren‘ de Oesters, telt men de Zeeftarren, die zeer
behendig haare Armen o f Pooteq tusfchen de
Schulpen in weeten te krygen , en dezelven
uit te zuigen: des ook de Oester visfchers, in
Groot Brittannie, volgens de Wetten verpligt
zyn , deeze Schepzels dood te trappen o f op
’ t Strand te fmyten ; alwaar zy dan moeten
fier ven. Voor de Kreeften en Krabben :zyn
de Oesters, wanneer z y die bekomen kunnen
, een lekker Aas : zo ook voor de Poly-
pusfen. De Historie van drie Muizen, welke,
zig te famen op éénen Oester vergasten willende
, deerlyk in de knip raakten, is wereldkundig.
Bovendien wordt het Jonge Broed
door
door Slyk en Vuiligheid ook kragtig onderdrukt
en als verfmoord. ’t Verfchil van Grond
brengt insgelyks een groot onderfcheid in de
aart der O esteren te weeg,, paar ’t gene wy
zien kunnen in ’t vólgende Berigt van den Heer
P ONTOPPIDANS. , r ,
,, De Oesters vallen ijfcjr #> ypprtreielyk,
„ inzonderheid aan d e , Westkust yap Noor-
„ wegen , zo wel .ten opzigt van de menig-
„ vuldigheid , als van de grootte en deugd,
dat men ze naauwlyks ergens, in eenigge-
„ deelte van Europa, naar my bekend is, zo
i, goed zal yinden. Dit Qeflagt is , , onder -
,, tusfchen , $eer verfchillende. Degenen,
„ d i e yan de gewoonlyke Gèftalte zyn, ko-
, y men driederley voor, naar ’t verfchil van
,, den Grond., daar zy op genom en worden ;
, , naamelyk Berg-, Zand- en Kley - Oesters,
,, Deeze laat ü en zyn de flegtften en worden
i, weinig geagt, wanneer men de anderen kent
„ bekomen ; want de dikke Slibberige Zee-
,, grond, waar van zy keven, maakt qezel-
,, ven wat Modderig van Smaak. De Zajpd-
,, Oesters zyn beter : zy zyn qaamelyk vari
„ die Soort, welke men in Deenemarken, b,y
,, Torideren en Fladftrand, op de Zandgrop-
den vindt. De Smaak is zuiver en goed,
„ doch zy ..zyn zo groot en vol niet als ds
,, derde Sport, te weeten de Berg - Oester.^
U die men dus noemt, dewyl zy aan de z,y-
£ 2 . >9
I. ©Eti. XV. Stuit,
vr.,
Afdes£»
XLlt.
ÜQOFDSTÜK.
Noor'chS
Oesiers.