EAfd e ^en ^at er voor^omen van raesr dan mid-
Xl iv J delmaatige grootte: doch die ongemeene groo •
H o o fd - te, daar de Ouden van fpraken, fchynen tot
stuk. de Rivier-Mosfelen te behooren. Welke die
van Brafil zyn, zo groot, dat de Vifch, uit
de Schaal genomen, een half Pond zou weegen,
is my onbewust.
Geftalte. De Geftalte der Mosfelen is te bekend, ora
zig daar mede lang op te houden. Wegens dezelve
betrekt A d a n s o n deeze Schulpdierea
tot het Geflagt der Jambonneaux o f Hammetjes,
en zy verdienen dien naam, inderdaad,
beter , dan fommigen van ons volgende Geflagt.
Van eene ftompe Punt breidt zig de
Schaal meer in breedte naar de eene dan naaide
andere zy de uit, en heeft, daar tegenover,
een breede, Cirkelronde, fluiting. De dikte,
zig fchielyk van de gedagte Punt verheffende,
loopt allengs af en eindigt in een dunnen Rand.
De langte overtreft meer dan eenmaal de breedte
, aan welke de dikte byna gelyk is. De éé-
ne zyde is zo regt, dat de Schulpen, nevens
elkander gelegd, in de langte, ten naalden by,
tegen elkander aan fluiten: doch de zyde, daar
’ t Scharnier is, maakt bykans een halven Cirkel
uit.
voortgaan- De Mosfelen veranderen niet van plaats; al-
B'uig. ' zo zy met zekere Vezels of Draaden als aaq de
Klippen vast groeijen, zegt L i s t e r . De Heer
R eaumur, in tegendeel, berigtons, in een
Vertoog over de Voortgaande beweeging der
Schulp-
Sehulpdieren, dat de Zee - Mosfelen , fchoon Vfl
gemeenlyk aan Steenen of aan elkander gehecht x ljv .*
zynde door middel van zekere Draaden, niet- H o o f d -
temin het vermogen hebben om zig te bewee- s t u k .
gen en te verplaatzen. Hoe zouden zy anders,
los'in zekere Meiren geworpen zynde,
o f op de Banken, daar menze vifcht, tot groo*
te Troppen famengroeijen, o f zig aan Paaien,
Ankers, Zee-Tonnen, Touwen, ja wat het
zyn mag, op dergelyke wyze hechten kunnen.
Men ziet dat zy fomtyds ,onaffcheidelyk, vast
groeijen aan Oesters en andere Lighaamen, ’e
welk dan de beweeglykheid buiten fluit.
De Heer B a s t e r omhelst het Gevoelen De Tong.
van Readmür, en befchryft ons zeer Buide-
lyk, hoe dat de Mosfelen voort kunnen kruipen,
door middel van zeker Lighaamsdeel, ’c
welk men de Tong noemt, maakende zig dan.
met Draaden vast, welke zy fpinnen, en dus,,
zig eenmaal vast gehecht hebbende, verplaatzen
zy zig niet weder (*). Hier door wordf
de fchynftrydigheid, tusfehen die twee ver*
maarde Mannen , opgehelderd: want het is zeker,
dat de Mosfelen, los zynde, eenige beweeging
moeten maaken, om zig te hechten aan de
Paaien of aan elkander, wanneer haar de bewee.
ging der Golven, dieze anders van haare plaats
vervoeren kan, ontbreekt. Mooglyk zullen zy
in haare Jongheid, even als de Oesters, bekwaam
ons
C») Nat, Uitfpannmgen« I. Deel.bladz* uo»
I. DBEJ.. XV. STlfK.