114 B Ï S C H H V I N Q ' V A N
VI. „ trek naar den rand van het boven gedagte
„ Gat famenloopen , en de tweede Legerftee
Hoofd- » in zo veel ongelyke verdeelingen fcheiden.
stuk. leder Middelfchot beftaat uit een dubbel d
'rok,vifch‘ „ Plaatje, dat fomtyds gaapt en aan ’t end
j , van een wykt. Deeze Balanus woi dt by
, zonderlyk door B o c co n e befchreeven,
, en de JValvifchluis geheten” ,
pi. ‘cxvi. Uit het voorgaande is dan ten ffiinfte blyk-
FiZ 's' baar, dat deeze Pokken aan Walvisfchen gevonden
worden ï dóch, dat zy Zig ook wel
aan andere dingen hechten, is grootelyks te
vermoeden. De Afbeelding Fig. 5 , vertoont
’er zodanig één, van de mynen, in deszelfs
waare gedaante, zynde een Dier daar op zit*
tende verbeeld, hoedanig ’er zeven op der*
gelyke Z e e -Pok, aan de Kust ivan Noorwegen
, voorkwamen, gelyk gemeld is. De
Heer E d w a r d s , die ’er een dergelyke Afbeelding
van geeft, fchynt zig te verbeelden,
4 at deeze Pokken altoos bezet zyn met der-
gelyke Dieren, welke de Pooten zouden zyn,
die S ib b a l d aan de Walvifchluis toefchryft.
Het is baarblykelyk, dat zy het eigen Dier
niet zyn van deeze Balanus. L i n n ze u s fielt
de woonplaats zo wel in de Middellandfche
als in de Indifche Zee, en zegt, dat de Schaal
de Geftalte van een Zee-Appel zonder Pennen
heeft. Geen van beiden moet men in de ge-
ftrengfte zin opneemen.
1 (14) Lepas, die vast zit, met de Schaal plat- VI.
agtig verhevenrond, hebbende zes uitge-
holde gefireepte Straaien, hoofd-
| STI/K*.
XLV*
Deeze Pok heeft haaren bynaam daar van, Lepas t«.
dat menze gemeerilyk gehecht vindt aan de ZhüdpÜ
Schilden der Schildpadden. R u m p h i ü s ge-Pok*
tuigt dit van de zyne, die men, zo hy verhaalt,
in ’t Maleitfch Kutu totruga, dat is
Schildpadsluis noemt, en welke men niet vindt
dan aan groote Schildpadden; ja wel meest
aan de genen , die zig onthouden aan de Schü-
pads-Eilanden, vyfentwintig Mylen bezuiden
Amboina gelegen. Deeze zyn platagtig, een
Lid van een Duim lang en een halve Vingerbreed
höog, famengefteld uit zes Beenderen,
die witagtig en effen zyn, hangende met Naa-
den en Groeven aan malkander en. De Verdeelingen.
tusfehen de Kleppen vertöorien een
Ster met zes Punten, zegt E l l i s , die aan*
merkt, dat, zo men deeze Schaalen in Zeep-
fop doet, en ’er dezelven eenige Uuren in leggen
laat, dat zy zig dan in zes Stukken o f
Klep-
(h ) Lepas Testd plano • convexa fixa, Radiis fex ëxcavatis
flnatis. M. L. U. 457, N . ^ . B o k a n N.tKirch. 1. f. 3g,
Verruca Testudinaria. R ü m p h. JMuf. T. 40. K. G Ti a l t h.
"Pest. T. 105, f. M , N , O. P e t IV. Gazoph. T. 9. f. 9,
jhnb. T. I. f. i i . PL A N C. Conch. T. 5. f. 2, KLEIN
Ostrac» T. ia. f. 99. PUL TranfaCI, 1758. V. II. T, 34.
f. 12, 13. GIN ANN. lAdriat, 41, T. 30. f, 175, K N OR £
P’erzam, III. D. PI, 30. f. 3, 4.
_ _'. H 2
I. Deel. x v . stuk,