A fdeel ®ftreum ^ra^um > dat men verdaan kan als
XLII.' Geploegde Oester. Dit komt met de gedaante
Hoofd- taamelyk overeen, die echter ook wel naar een
stuk. Blad, en, zo men w il, naar een Laurierblad
gelykt: weshalve men ze dus gemeenlyk thans
noemt, geevende ’er, in ’tFranfch, den naam
aan van la Feuille. Dat dit, echter, daar van
afkomdig zou zyn, dat deeze Oesters aan Takken
van Boomen groeijen, gelyk d’A rgen-
v i l l e ons wil wysmaaken ( * ) , heeft flot nog
val. In de eerde plaats , is dit groeijen van
Oesters aan in ’t Water hangende en daande
Takken of Stammen van de Boomen, die men
Mangoos of Duizendbeenen noemt, in de In-
diën, ten opzigt van de gewooneOesters, zeer
gemeen. Ten anderen zyn het zelden Takken
of Hout, maar meest broofche Rietjes of
dergelyke dingen; waar aan men deeze Doubletten
gegroeid vindt. R um p m u s noemt-
z e , in ’t Neerduitfch, Sery-Oesters, omdat
z y , zegt hy, met de onderde Schaal de Stokjes
o f Rietjes omvatten van de Sery’s , die omtrent
een half Jaar in Zee gedaan hebben. Aan deeze
Rieten wasfen ze met Klompen boven malkander,
zo dat men de Stokken mede affnyden
moet; doch demooiden zyn, die enkeld groeijen.
Deeze zyn omtrent een Vinger lang, met geplooide
en gekartelde Randen, van buiten graauw
en
( Elle s’attaché ordinairement a des branches d’Arbres „
d’ou elle a pris le nom de Eeuille, Conchyl, I, part. p. 177,
en Schilferig, doch, fchoon gemaakt, mooy VT.
paaifch. Men vindt ’er evenwel, ook, zo hy
getuigt, aan de Wortelen van allerley Man- H o o f d ’.
giiim fruticans, dat de gezegde Duizendbee- stuk.
nen zullen zyn', maar die zyn klein, fcherp, en
zeer gekarteld, ’t Is niet onmooglyk, dat zy
ook wel, by Jamaika, aan de eigentlyke Zee.
Heeders of Zeegewasfen groeijen, gelyk L 1 n-
NjE u s zegt, die ’er by voegt, dat haar Scharnier
een Putje of Kuiltje (Lacuna) is, waar
door zy te onderfcheiden zyn van de op dergelyke
wyze aangroeijende Mosfelen.
(210) Oester , die de Schaal rond en plat, ccx.
met den rand niet ingefneeden of ge, b&Ur°.r‘
plooid, maar gekarteld heeft. schyije.
Van deeze , uit G u a l thi e r i ontleend,
heeft de Schaal de grootte van een Duimlid,
en is platagtig famengedrukt, zegt L i nk al us.
Gedagte Autheur noemtze Oester van eene
byzondere Gedalte, platagtiger, rondagtig,
met Knobbeltjes en kleine Gaatjes, hebbende
den Omtrek met zeer kleine Plooitjes fraay
omgeven, witagtig van Kleur.
(210 Oester , die de Schaal ongelykkleppig , ^ccxr.
half - edulist
(210) Oflrea Testa orbieulata plana, margine integro erena-Oester,
to. GüALTH. Test, T. 104. f. G.
G 11! OJlrea TestS inaequivalvi, lemi-orbiculata, Membra-
T 3 nis