7*
VI. jes doch geen holligheden, om dezelven in tg,
XXVlTlneemen’ haddcn- Het Scharnier, merkt hy
H oofd- ' aan, is doorgaans by de Toppen geplaatst.
stuic. Het Ligament is in fommige Doubletten by-
na rond, en om of in ’t midden der Toppen,
van binnen, geplaatst: in aqderen is hetzelve
langwerpig en heeft zyne plaats boven de
Toppen, van buiten: in eenigen tusfchen dg
Toppen en rondom de Toppen, aan de bui-
tgnzyde van de Schulp. Onder deeze laattlen
worden ook Veelkleppige geteld. Het Schulp-
dier heeft altoos Spieren, die hetzelve aan de
Schulp hechten, waar van men de Merktekenen
vindt in de Schulpen. Van zodanige Vlakken
hebben ’er eenigen ééne, anderen twee,
anderen vier in elke Schulp: maar ver de
meesten hebbes twee zodanige Vlakken. Zeven
Soorten waren ten minlte van binnen
gepaarlemoerd: agt anderen hadden ’er van
binnen eenige fchyn van; doch vier-eq-veertig,
waar onder vier Veelkleppige, hadden geen
Paarlemoer van binnen noch van buiten. In
omtrent de helft der Doubletten was geen.Bui-
tenvlies kennelyk, dat in ver de minlten ee-
qe aanmerkglyke dikte hadt.
Voorts worden de Hoörens, volgens de hoedanigheden
van het Dier, dat dezelven bewoont,
door deezen Heer befchouwd, en wel
ten opzigt van deszelfs Hoornen, Ooggn, Bek,
Lugtpyp en Voet. Sommigen, doch zeer weinigen,
hebben geene; de meeften twee en egnigen
vier Ploornen
, die o f Cylindrifch of VI.
en voor aan ’t Kop-end x™vnf
Kegelvormig zyn,
of agterlyker geplaatst
Zeer weinigen heb- H o o f d . "
ben geene, de overigen twee Oogen, die o f stuk.
aan den Wortel der Hoornen, in ’ t midden, o f
aan ’t end derzelven liaan. De Bek heeft o f
twee Kaaken zonder Snuit, pf een Snujtzoq-
der Kaaken. Van deeze laatften vvaren agt-
tien Eenkleppigen, zes - en - vyftig Gedekzel-
de; van de anderen ook agttien Eenkleppige,
doch maar drise- en-twintig Gedekzelde Sopr-
ten. De Lugtpyp maakt in eenigen het Gat
aan een der zyden van het Dier; in anderen
een lange Buis, die naar de Rug toe uitkomt.
De Voet, dat het gedeelte is, daar de Slakken
en dergelyke Dieren mede loopen, heeft
in fommigen een Groefje aan ’p voorlte gedeelte
overdwars, ’t welk ip de minlten ontbreekt.
Omj de Doubletten volgens de hoedanigheden
van het Dier, dat dezelven bewoont
, te befchouwen, geeft hy agt op der-
zelver Mantel, Lugtpyp; den Voet en d$
Draaden. De Mantel, zynde het Vlies dat de
Schulpen inwendig bekleedt, is o f in de ge-
heele omtrek, pf alleen aan de eene zyde in
twee Kwabben verdeeld, o f maakt een Zak,
die llegts aan de beide enden open, is. Sommigen
hebben maar ééne Lugtpyp, anderen
twee, die dan llegts als Openingen zyn, o f Buis-
agtig. In eenige weinigen ontbreekt de Voet
of dezelve vertoont zig uitwendig niet: de
E 5 mees*
1 i
Jb