* 1 Ö 2 E IGENSCHAPP EN VAN
Afdeel. 55 Strudluur van de Hoorens en Schulpen
X x v i l i .» Vezelagcig is ,en , gelykerwys de Beenderen
Hoofd- , , van andere Dieren, dus geformeerd, opdat;
aandoor 35 ^oor tLls^chen-inneeming genot zou
tusfchen „ kunnen hebben van het L ev en s -V 0 2t.d at
Vogt. j» vermengd is met een ander Schaalmaaken^
ss V o g t, en op verfcheide wyzen gefiltreerd
, , wordt, waar door de Hooren o f Schulp,
ss gemeenlyk, onder een zigtbaar Vliezig Pe-
33 riosteum, kan groeijen als de Planten. Wel-
„ ke groeijing overeenkomftig zoude zyn met
s, de vorming der BeenderenM (.*).
Op deezen grond, die weezentlyk de naaste
is , redeneerende, befluiten w y , dat het
Schulpdiertje, in z y n E y , door zyne Natuur
Jyke Eigenfchap een Vliezig bekleedzel krygt,
’ t welk allengs de gedaante aanneemt, die het
in Volwasfenheid moet hebben ^ zodanig dat
het in fommigen, gelyk in veele Slak- en
Kinkhoorens, reeds de zelfde Geftalte heeft
als de Oude Hooren, wanneer het uit zyn Ey
te voorfchyn komt(j-); doch in anderen minder
draaijen o f gieren, en eene onvolmaakte
figuur. Dat dit bekleedzel ook in het E y reeds
zekeren trap vanhardheid aanneemt, doch on-
gelyk kleinder dan in de volkomen h a at, en
altoos, zelfs in volwasfen Hoorens en Schulden,
verfchillende van die van Steen, en nader
C*> Lucuhmtiuncula, ut fupra. p, 14.
(f) Vergelyk Ljster Exercitat. Anat. I. Tab, 6,
d e S c h e l p d i e r e ft. ap
der komende aan die van Talk o f Moskovisch VI.
Glas. Dat de uitzetting gefchiedt door lo - x x v j [ f
neeming van het Levens-Vogt, uit het Schulp» Hoofd- ’
dier, welks Lighaam vergrootende de Veze-STÜK*
len doet van elkander wyken en dus plaats
maakt voor de tusfehenkomende Vogten ,
waar van het overtollige, Aardagtige gedeelte,
de Opperhuid o f Korst formeert. Dat de
aangroeijing in fommigen gefchiedt aan het
Mondftuk; doch in de genen, die eenen ge-
zoomden Rand hebben, fchynt dezelve aldaar
niet te kunnen gefchieden: mooglyk groeijen
de Knobbels, Takken en Punten op dergely-
ke wyze aan: 'waarfchynlyk zullen zy in de
genen, die dezelven niet hol o f Geutswyze
hebben, reeds, in het E y , door een formee-
rend Beginzel, gevormd zyn: ?ten minfte kan
men ’t in de zulken, gelyk de Spinnekoppen
en, Krulhoorens, niet toefchryven aan de Geftalte
van het Schulpdier; terwyl die in anderen,
gelyk deWormbuisjes en Slak- o f Kinkhoorens,
baarblykelyk daar toe doet.
Deeze Stelling komt overeen met het denk- Denkbeeld
beeld van R u m p h i u s , die ( zekerlvk in devatlRutvIPHIUS
Oostindifche) z e lf waargenomen hadt, dat de
aangroeijing van nieuwe Stofte in fommigen
aan den Rand der Mond-opening, in anderen
door uitrekking van het L y f naar alle kanten,
en in een derde Soort op die beide wyzen tef-
fens gefchiedde. De eerfte manier ftelt hy
gemeen te zyn aan de Purper-, Kink- en Slakhou
»