VI.
Afdeel
XXXIX,
Hoofdstuk.
Naaiït,
Kenmerk
e n *
XXXIX. H O O F D S T U K .
Befchryving van H Geflagt der L azarus -'
KLAPPEN.
Zeer eigen heeft L inna ïus hief den Griek-
fchen naam van Sphondylos o f Spondylos
tot eenenGeflagtnaam gebruikt voor de L a z a -
r c s - K l a p p e n . Wy verftaan , naamelyk,
daar door , zekere Doubletten, die eene zo
vaste Geleding hebben, door het enkele Scharnier
, zonder Banden o f Vliezen, dat men de
eene Séhulp in de Hand kan neemen, en met
de andere daar op klappen , zonder die vast
te houden; even als met eenLazams-Klapge-
fchiedt. De Spondyïus, zegt A l d r o v a n -
d u s , beftaat uit een dubbelde Schaal, die
van binnen hol en elfen i s , van buiten ruuw
en naar de figuur van een Ezelshoef gerond,
door een zeer vaste Geleding famengevoegd:
want ieder Schaal heeft twee Knobbeltjes ,
welke van twee Holletjes in de andere worden
ingenomen, en dan zyn zy verder door
een fterk zwart Ligament aan één verbonden.
Haar Vleesch niettemin , met een geplooid
Vlies omringd, geleek naar dat der Oesteren,
tot welken hy deeze Doubletten, gelyk fom-
migen nog heden doen, betrokken hadt.
De onderfcheidende Kenmerken zyn ; een
fterke
ongelykkleppige Schaal, hebbende in het VI.
Scharnier twee kromme Tanden , met een J S '
Gaatje daar tusichcn m. Het Dier behoort H o o f d -
tot de Zeehaazen. 8TUK»
Van dit Geflagt zyn maar drie Soorten op- soorten,
gegeven, als volgt.
CxsO Lazarus - Klap , die de Schaal weinig CLr
ge-Oord en met Takken heeft. Spor.dyias
G&deropus*
De naam van Gsderopus werdt in Grieken- Getakte,
Jand aan zekere Oefters gegeven, die naar een
Ezels-Hoef geleeken, volgens B e l l o n i u s ,
gr oei jen,d| aan Klippen der Oe veren van de
Hellespont, Egxifche Zee, Mer di Marmora,
gn andere Wateren, die altyd nagenoeg even
hoog blyven. In ’t Franfch noemt menze
fluitres Epineufes, dat is Gedoomde Oefters,
hoewel de meeften maar Getakt o f Gebladerd
zyn.
Dewyl L innaïus duidelyk aantekent, dat
deeze zig in de Middellandfche Zee bevindt,
zo moet hy ’er 4e zogenaamde Maltheefche
u -
(151) SpondylusTs&k firbrurita Spinofa. Syß. Nat* XII- Gen.
310. M. L. U, 510. N. 78, Concha Hiftricina. Boc c . Obferv.
1674. T. 30. R O N ö. Pisc, I, T. 4 0 . R u M P H. Mas. T. 47-
f. E. BoNANN. Reer. XI. T. ao, t l . G uU TH . Tefi.
T. 100,101. f.A,B. T. 99. f. F, G. A R G E N V. Conch. T.
23 (ao) f, G ,B , L * K l e i n Oßrac. T- 9« « 37* R E“
GENF. Conch. 16 , T, 4. f. 48, S E B. Afas, III. T. f*
ï - i i & T . 89. f* 8, 7 , 4.
S 3