VI.
A fpeel,
XXXI.
$iOOFD-
&TUK.
XXI.
Cofsatus.
Geribde»
„ een rond en Vleezig deel, naar eene Tong
„ gelykende, dat zig in ’t bovenfte van de
yy Afbeelding vertoont, en.het is geenszins
„ met zyne twee Kleppen , noch met zyné
„ Tanden, dat het deeze werking verrigt” .
Zie daar eene zonderlinge verklaaring van
het doorbooren der Steenen door de Phola-
den: zodanig befchreeven, als o f die Heer
dezelve had hygewoond. P l a n c u s zege,
„ daar is een groote en kleine Pholas, maar
„ op de Rug van beiden heb ik twee beweeg-
„ lyke Kraakbeenderen waargenomen, die als
„ Wieken o f Hengzels zyn, op welke het
, , Dier zig binnen den Steen gemakkelyker
yy beweegen kan , om denzelyen beter uit te
ay knaagen en te doorbooren, en een Steenen
a, Gevangenis, die echter gemakkelyk z y ,
„ voor zig te bereiden. In ’c hardfte Marmer,
„ naamelyk, verfebuileo zig fomtyds Phola»
„ den, om niet van Zandfteenen te fpreeken:
„ ’t welk waarlyk wonder is , daar zy ’er niet
3y dan met fterke Steenhouwers Werktuigen
y, uit te breeken zyn” . Men heeftze thans ook
in de Klippen van Noorwegen waargenomen.
(21) Pholas met een Ey vormige Schaal, dis
gejlreept is door verheven Ribben.
Volgens de aangehaalde Afbeelding van
G ual-
(21) PholasTestaovata, Costiselevatis flriatS. GOA1TH,
Tut. T, 105, f, G. Kn o k r , Vtrzam. II, D. Tl. 25. f.4*
G ü A L T H i E R i wordt hier een zeer fraaij©A % ^
Soort van Steenfchulpen bedoeld, welke echterXXXLV*
in Geftalte niet zo zeer van de voorgaande en Hoofde
gewoone Pholaden verfchilt, om de Schaal Ey-sTV«.
vormig te noemen. De Schulpen van deeze zyn
ongevaar driemaal zo lang als breed, zo wel als
die der voorgaande Soort. De Holte en manier
van fluiting is ook nagenoeg de zelfde.
Ik heb ’er yan deeze, die meer dan v y f Duim
lang zyn , twee Duim breed en één Duim
diep; ’t welk eene aanmerkelyke grootte is,
’ t Getal der Ribben, die zeer verheven en
gekarteld zyn, op zulk eene Schulp, is v y f o f
zesentwintig. Elders vindt men ze geplooide
en gedoomde Langhals-Doubletten getyteld (*,);
voor welke benaaming ik doch geen reden
vind. Zy zullen waarfchynlyk, zo wel als
die van B o n a n n i , welke hy de Brafiliaan-
fche Schulp noemt ( f ) , uit de Westindiën
afkomftig zyn.
faa) Pholas met de Schaal Eyvormig en veel- xxii.
voudlg gejtreept. Geftreep.
te»
Volgens de aangehaalde afbeelding van
G u a l t h ie r i fchynt deeze Soort overeen
te
(*) Catalogus van L s e r s , bladz, 142.
ON ANN. Recr, Clasf. lil» N. 351. p, 163.
(22) Pholas Test3 ovata, multifariam ftriatü* Systy Nol«
XU. GD 1 LTH, Test. Tab, 105, f, E.
I. Deel, XV. Stuk.