VI.
Afdeel
XLIV.
Hoofdstuk.
Paarlemoer
-
Schulp,
Het Patp
lcinoer-
Paarlemoere bekleedzel, van binnen , is zo
dik en ftevig , dat men, wanneer de buiten-
fche Schors is afgevyld o f afgefleepen, nog
eene Schulp van bekwaame dikte behoudt,
die uit- en inwendig geheel Paarlemoer is.
Aan *t Scharnier zit een Zoompje van donker-
blaauwe Kleur, met een groenen weerfchyn,
waar van men platte Stukjes heeft gemaakt
die verkogt zyn voor Slangefteenen.
Deeze Schulpen leveren het zo bekende
Paarlemoer uit, dat dus niet zeer 'dik kan vallen
, en derbalven meest en menigvuldig gebruikt
wordt o f plagt te worden, tot het inleggen
van Stukjes, in allerley figuuren , op
de Tafelbladen, Kasfen, Kisten en ander
Schrynwerk, fteekende zeer fraay af op Ebben
en ander bruin glad Hout. Men maakt
’er zelfs Lepeltjes, Vorkjes, Pennetjes, Knoo-
pen en andere Snuisteryën van. In de Geneeskunde
houdt men het voor een goed opflur*
pend Middel, dat in de zelfde Omftandighe-
den gebruikt kan worden, als de Oesterfchul-
pen, voorgemeld. Ten dien einde plagt men
’er , door middel van Azyn , een Zout en
Poeijer van temaaken, dat echter weinig meer
dan een nuttelooze Kalk o f Doodekop is , en
van weinig kragt tot beteugeling van het Zuur
in de Maag en Darmen. Paarlemoer komt
in het Borstpoeijer, en in de Bloedftempende
Pleifter van de Parysfche Apotheek. Men
noemt het Mater Perlarum, om dat de Paarlen
len zelf Perlce heeten, in ’t Franfch Perles, in
*t Engelfch Pearls; hoewel menze ook, naar
k Griekfch, Margaritce en Uniones tytelt»
,, De regte Moeder der echte fchoone Paar-
,, len i zegt L e s s e r , zyn de Paarlemoer-
,, Schulpen ; doch het fchynt ook alle andere
„ Mosfelen en Oesteren gemeen te zyn, der-
„ gelyke fchoone Kinderen te draagen.” Aangaande
die der Mosfelen of van zekere Gaa-
per*Doubletten, welken men gemeenlykMos-
fel-Paarlen of Schotfche, ja ook wel Noord-
fche Paarlen noemt , heb ik reeds uitvoerig
gefproken in de befchryving der Paarlmos-
lelen ** Dat de gewoone o f eetbaare Oesters
fomtyds Paarlen bevatten, is insgelyks gemeld
f . Ook hebben wy gezien, dat andere
Doubletten wel een foort van Steentjes in
hebben, die naar Paarlen zweemen 4-, In de
Zee-Ooren ontmoet men zeer dikwils Paarl-
gewasfen en in de Poolfche Zadels zeer fchoone
volgroeide Paarlen ; gelyk ik dit in A fbeelding
heb aangetoond. Evenwel zyn ’e r ,
van ouds tot heden , zekere Doubletten bekend,
die men in ’t byzonder Paarl- Oesters
noemt, waar van ik nu gaa fpreeken.
De Paarl - Oester wordt van A n d r o s ïh ë -
N e s , volgens A t h e m d s , in de Indilche
Scheepstogt aldus befchreeven. „ Het is een
„ Oester, gelykende naar een Kam - Doublet,
„ doch niet geftreept, maar plat, dik en fte*
Bb 2 „ kel-
I. Deel. XV. stuk.
Vt.
Afdeel.
XLIV*
Hoofdstuk
«
Paarlemoer
Schulp,
* Zie
bladz. 154,
enz.
t Bladz*
3 5 7«
J. Bladé*
49Ói
Paarl-
Oester.
PI. CXI.t.