VI. zaam weet kwyt te 'tnaakëü, zonder daar tod
XUl!" die roode Woi'mPJ'es te behoeven , welken de
Hoofd- Franfchen, heel grappig, voor Vroedmeesters
stük. om zo te fpreefeeö van de Oesters houden*
die door Prikkeling van de Teeldeelen behulpzaam
zouden zyn in ’t Jongwerpem Onze
Vrind durft verzekeren , dat men hier te
Lande nooit dergelyke roode Wormpjes, in
deeze Schulpdieren, heeft gezien (*), Hoe
zouden de Franfchen, en R eaumur zelf*
daar zo veel £ei'ugt van kunnen maaken, indien
men zodanige Wormpjes, aan deFranfche
Kust, niet in de Oesters gevonden had ? Doch
de Waarneeming van De s lAn d e s , om te
bewyzen, dat deeze Wormpjes tot de Vrugtbaar-
heid der Oesteren noodzaaklyk zyn * fchynt
nader bekragtiging, te vereifchen.
de'nfcrtjes ,^an ^eeze Wormpjes zyn t’eenemaal dié
op de witte Diertjes verfchillende, welken men op dë
^ ^ ^ Oesters vindt, zynde voor honderd Jaaren
reeds* door eenen Ingenieur, te Brest, ontdekte
Zy gelyken naar een dikken Speld, eó
zyn van v y f tot agt Liniën lang. Niets is
moeielyker dan deeze Wormen geheel te onderzoeken
: want op de mirtfte aanraaking o f
floot ontbinden zy zig in eene Lymige Wa*
terige Stofte, die zig zelfs aan de Vingeren
hecht, t Is byna onmooglyk die Oesters te
behandelen , zonder dat men eenigen wegneemt
(*) Nat. Uit/panningen. I, D, bladz; 74.
fteefnt van deeze Diertjes; welke gekneusd VI.
zynde fterk glinfteren; doch met alle Oesters
gelukt deeze Proefneeming niet; Men vondt hoofd-
'W , in een Korf van twee- o f driehonderd, stuh.
baauwlyks twintig of vyfentwintig, die met
glinfterende Wormpjes bezet waren, en dit
hadt nög maar in zekere Saizoenen * ja in ee-
nige Jaaren , plaats. Bovendien heeft D e s -
l a k d e s ontdekt, dat de groote Oesters meer
' dan de kleinen glinfteren ( * ) i
De kleinheid, nu, der reeds bevrugteEijer-Het baaitjes
ih aanmerking neemende, zo is het nietje^od.
ongeloof baar , dat mén in China de Oesters
aamftukken kapt o f kneust, en* het Sap daar
uit drukkende,- dezelven daar mede, Drup-
pelswyze , in eenige Meireh zaait. Het een c
of ’t andere zal dit: Broedzel niet befchadi-
geri, ’c welk echter veel grooter is, wanneer
men het op de Zandbanken van onze Kusten *
o f die van Zeeland, tot het Zaaijén der Oesteren
gebruikt; Dit Broed groeit meest op
Steenige Gronden, en wordt daarom zelfs met
Vaartuigen uit Engeland afgehaald ; gelyk de
Grieken het jaarlyks-met Schepen plagten te
brengen en te zaaijenbyKonftantinopolen. Het
Zaad der Oesteren, naamelyk, o f de Eytjes,
of
(*) Vergelyk het Hoofdfhik over ’ t Licht aan de Oesters ,
in ’t Werk van BAKER , het Mikroïh,oop gemak.kehk fcémdakts
Am ft, 1744; b lad z. 2 3 4»
Z .< . • yhmï£'