v t de Foelie- Doubletten onderfcheideh kunnen
X L f ‘ ^ n hieii zeer duidelyk voorgeftëld Evenwel
Hóófd- worden zy dikwils by de Liefhebbers metel-
siüK. kander verward, doordien de Kenmerken in
malkander loopeu Sommigen zyn fterk gedoomd
, anderen gehéél ongedoornd, en flegts
ruuw' o f rimpelig, gelyk de Concha rugatci van
R o n d ë l e t iü s , eh die"vanGu a l t h i e r i .
D e Kleur verfchiït/ gelyk in de Foelie - Doubletten
en is fomtyds, zeerfraay, rood,geel
o f Oranjekleurig. Inzonderheid hebben deeze
Rots • Doubletten de eigenfchap | van aan al-
lerley Schulpen, Zeegewasfcn, Steenen, maar
inzonderheid aan de Klippen o f Rocfen
Vast te groei jen , waar van de naarn afkom-
llig is. Die aangroéijingnam A d a n so n ook
in zyne Senegalfche jPatdronus waar, die zeer
gemeen was omtrent het Eiland Goeree en elders
by Kaap V erde, inzonderheid in de
Maand April, wanneer dezelve , zegt hy ,
door ’t geweld der Baaren wordt afgerukt van
den' Grond der Zee. Hy betrekt tot dat Ge-
flagt zo wel de Concha rugata van Rond e-
L e t i u s , als de Gryphoides van G ua l thi é -
r i en de Globi van L i s t e r ; welke benaa-
mingén elk van een byzonder deel der Ge*
Ralte afkomftig zyn.
Deezè Doubletten zyn byna Klootrond en
byfter dik van Schaal, op-’t hoogde; zo hy
aanmerkt | twee Duimen middellyns, en fchoon
Rooze- o f Vleéfchkleurig van buiten, vaft
binbinnen
w i t , doch fomtyds ook Purperagtig Vf, ,
of V iolet. De- onderfte Klep heeft tot Schar-
nier c een dikken- Tandy die van een Kuilt je , hoofd*>•
dat in de bovenfte-vvlakkere- Klep is, ingeno- stuk.
men wordt. De Natuurlyke plaatzing van de
Doublet is, den Top' nedcrwaards te hebben
en , als dan de Schulpen een weinig gaapen',
openbaart zig, in de gaaping , de Rok van hét
Dier, welke naar een gefpannén Zak gelykt j
en bezet is met een menigte van geele Pukkeltjes.
Voorts'hééft deeze Zak drié Opés
ningén, vvaar van de ééne, aan de voorzyde,
den Voet doorlaat,* de twee anderen,- aan de
agterkant of Rugzyde, de Lugtgaten zyn of-
ook’ dienen tot in- en uitlaating van Water en
uitwerping der Vuiligheden. Deeze laatften
zyn rondagtig; doch de eer Re is een lange
fmalle Spleet, welke zeer zeldzaam den Voet
uitlaat, die zig dan,doorgaans onder de gedaante
van een harfmaanswys Byltje vertoont.
Het, Lighaam van het Dier is wit, en gelykt
veel naar dat van een Oester, doch het
V l e e f c h ‘ wordt niet gebruikt. In plaats van
ééne Spier , die de Schulpen famenhecht 9
ziet men *er hier twee, die taamelyk groot
en fterk zyn; het welk de zwaarheid, moog-
lyk, vereifcht zal hebben van de Schaal; dié
van binnen , in de onderfte Schulp , de ge>.
daante van eens Menfchen Oor heeft.
(iP5)