I het welk eene Buis tótgeeft* die aan het end^VT
I met twee halve Bolletjes is geilooten. ^ e xxiX-
I Kop niet rustende, doet het deeze Buis als Hoofd.:
ft by Ademhaaling werken, dewyl zy oogenblik-stuk.
■ kelyk verfchynt en verdwynt. Deeze bewee-
■ ging is, meer dan een half Uui lang, met het I Vergrootglas waargenomen.
Het Franfche Oscabrion, te Dieppe gsvan-Franfche.
I gen, verfchilt in de famenvoeging van zyne
1 agt Ribben, die aan ieder end vergezeld zyn
■ met kleine Tandswyze verhevenheden, welke
1 zig vereenigen of famenloopen aan den Zoom
R tan de Schaal. Deszelfs ovaale Voet ftrekc
■ zig nooit buiten den Rand van de Schaal uit,
I en de Opperhuid van het Dier, zynde maar
M een taamelyk dik Ve l , is van binnen aan de
I Schaal gelymd; zy omringt dezelve van bui-
1 ten om te fluiten aan den Rand, ’c welk
1 lleunzel aan de Ribben kan geeven.
De Afbeeldingen zyn naar de mynen 'ge* Plaat
I maakt, en, fchoon ik niet twyfele o f Fig.
i Plaat CXVI. is een Zee - Pisfebed van de .
1 Franfche Kust, welke ik met het Dier daar
■ in, gedroogd bewaar, fchynt doch deszelfs
I Voet zig ver bulten den Zoom van de Schaal
1 uit te ftrekken. Voor *t overige is het Dier
1 taamelyk overeenkom ftig met dat van d’A r-
| GENviLLE, terwyl ik die Tandswyze ver-
I heffingen ook duidelyk in de Schaal waarneem,
I welke zig niet zo zeer in de myne van Fig. s,
| dat de ledige Schaal van eene Westindifche
is,
L DKE£, XV. STUK,