
geplaatst. Daar boven de letters D. ID. daaronder: 1746.
Zie Enkbuizen plaat 2 (XIX) n® 7 '.
Lakenkoopers- en Lakenhereidersgild. Zie Droogscheerders.
L i n n e m c e v e r s . Hun gild werd den 27 December 1614 ge-
reglementeerd, ( C e n t e n blz. 19, K e u r e n blz. 291) geamplieerd
18 Januari 1624 „omdat verscheidene ongeregeltbeden ende
„faulten, by eenighe van haeren Handtwerck zynde, werden
„gecommitteert ende dat oock groote confusie ende disordre
„onder de luyden van haren Ambachte werdt ghespeurt.“
De intree was f 6 .— : en f 6.— : De proef „opeen twaelven
„Kam te werken als mede Bed-teeck ende Servetten te
„maken, ende soo wie van ’t Lynwaat zal bevonden werden
„hooger te wercken dan een vijftienen Kam, sal verbeuren
„/’2.—.“ Hi], die de proef wilde doen, moest zelf een kam
afteekenen en slaan, het werk scheeren en rijgen in het
huis van een der Overlieden, en de lengte van 1 é el werken
in des Proefdoendershuis, op nieuw riet en nieuwe kam.
De contributie voor de bus van 4 scbellingen Ylaamsch
werd gegeven op St. Jansdag. Ten behoeve der begrafenis
moesten de gildebroeders door den gildeknecht worden „aan-
gesproken.“ Zij hadden 4 Overlieden en 4 Proefmeesters.
De Loodslieden varende van Enkhuizen naar Texel en
op ’t Vlie bekwamen (11 Maart 1637 eene ordonnantie.
{Keuren, blz. 334—335). Eene andere van 18 November
1643 was voor de Loodslieden bestemd voor het inzeilen
‘ In afteekening ons door Dr. D. H a r t i n g uit Enkhuizen toegezondon.
van het Ilille of Noorder Gat omtrent Enkhuizen {Keuren,
blz. 335—336).
Makelaars. (Gezworen). Hunne ordonnantie is van 20
Decb. 1639 ( C e n t e n , blz. 91. Keuren, blz. 269—271). Toen
werd ook bun salaris geregeld. {Keuren, blz. 271—274). Zij
badden een Deken , 5 Overlieden en 2 Busmeester. (Art 18).
Mandenmakers. Zìe Korvenmakers.
Metselaars. Hun gildebrief is van 28 April 1630 {Keuren
blz. 299—301). Geamplieerd 29 Juli 1631. Zij
hadden 4 Overlieden, tegelijk proefmeesters van het gild
en bewaarders van de Armenbus. De proef (Art. 3) bestond
in „een scboon Egge Wulft ende een Canteelgevel afge-
teeckent ende gemaeckt op syne mate. “ Ieder meester met-
selaar mocht maar vier knechten en een jongen behalve
de „oppermans“ houden (Art. 5). De dagburen zoo van
Meesters als van knechten werden twee malen ’s jaars
vastgesteld (Art. 8). Yermits de „vrijgelagen“ bij het
bouwen van nieuwe huizen zeer hoog „monteerden“ , werd
(Art. 18) daarvoor een tarief vastgesteld; voor een werk
van 25,000 steen f 2.— ; opklimmende tot 200,000 steen
f 16.—. Uit een regiement van 12 April 1640 op het
teeren van het metselaarsgild {Keuren blz. 302), zien
wij dat deze „gemeene bij-eenkomsten“ genaamd werden en
„haren Joseph hebben.“ De Schoteipenning was 6 St. ledere
contraventie had zijn tarief. Die hier uitdraagt verbeurt
6 St , desgelijks hij die zieh in den drank zoo verloopt
dat hij komt over te geven 6 St. Die kijft of scb e ld tl2S t.