
Het elfcle hoofdgild eindelijk was het Lcmdliedengild,
in 1608 al bekend en in 1759 yernietigd. Geene penningen
van de beide laatste gilden zijn bekend.
In de Bevue 1859, p. 104—105 n° 108, is een gegoten
geel koperen penning, ter grootte van 27, aldus beschreven:
Voorzijde: Een weegschaal; tusschen de schalen een
vijzel met twee stampers; daaronder een compartiment,
waarop bet cijfer 44 (ook 27) is gegraveerd. In kabelrand.
Keei'zijde: In een kabelrand een plat liggende bolle boed
(met een lint er om en een gesp van voren) tusscben 16—25.
Daaronder twee opstaande pluimen of hoedeveeren, links en
recbts van een paar bangende, tegenover elkander geplaatste
mans handschoenen. (Zie pl. LXXIX, Goes (10). Deze fraaie
penning werd in den Cat. Y a n d e r N o o e d a , n° 2068,
aan de Apothekers van Goes toegekend, en inderdaad vinden
wij in Aen Cat. van Goes (blz. 51), behalven twee groote
zilveren scbilden en een eikenhouten kistje (met dezelfde
insignia als die der schiiden en der penningen en het jaartal
1630) 24 koperen penningen van 1625, van bet toen
gecombineerde Chirurgijns- en Apothekersgild vermeid.
Gelijk in kleine plaatsen nog wel meer het geval is,
verkochten -de Apothekers ook andere artikelen dan juist
geneesmiddelen, en blijkens de keerzijde van den penning,
in 1625 te Goes gepluimde hoeden en handschoenen,
tenzij een ander gild met hen vereenigd was. Tn 1649
werd de oprichting van een Chirurgijnsgild toegestaan,
{Cat. blz. 51), en in 1650 kwam het Barhiersgild tot
stand ( P ic c a r d t , blz. 149) (79), waarbij de Apothekers
werden opgenomen.
Van het St. Anna- of Pannenliedengild, {Zoutzieders, oudste
aanteekening van 1566) is weinig bekend; zie P ic c a r d t
blz. 134 (16) en 135 (17). Tn de Bevue 1874, p. 36 n°
89, wordt een looden penning ter grootte van 27 (Verz.
V. G e l d e r ) aan de Bierstekers toegewezen.
De Cat. van Goes blz. 49 leert ons, dat dit het Bran-
dewijnverkoopersgild (opgericht den 27 Septb. 1717, en
waartoe de Grossiers en Kroeghouders beboorden en waarin
zich, zoo als bet schijnt, een Herhergiersgild oploste) moet
zijn. Hunne naamlijst, waarboven staat: Namen der gildebroeders
en susters, croeghiers en kleine kramers; hunne
beide zilveren schiiden en 73 looden, gegoten doorboorde
(groot 28) penningen, zijn nog aanwezig.
Voorzijde: Een gekroond vat op eene stelling, ter tap
liggende. Ter wederzijden van de kroon: Birandewijnverkoopers)
G{ild.
Keerzijde: 46. (41). Zie pl. LX X IX , Goes (II).
Dit cijfer 46 is reeds hoog voor zulk eene kleine stad
als Goes. P ic c a r d t , blz. 118 (59), deelt ons dan ook
mede, dat men, in 1727, besloot om het aantal tot 40
te laten uitsterven. Er was in Goes een Brande wijn verkooper
op de 75 zielen.
Gelukkig mengden de Brandewijnverkoopers wel een derde
water in den brandewijn (1774).
De meergenoemde Catalogus , blz. 52 , gewaagt nog onder