
Zulx ik , daardoor in hechtnis viel
En zie van hand tot hand mijn Erfrecht
slings omkeeren.
Yermits de kop geen jaartal heeft, is niet juist op te maken
wanneer het voorval plaats had waarop deze inscriptie
zinspeelt; zeker in de 18® eeuw.
Een zilveren schild van het Lakenweversgild van Leiden,
eigendom van den heer E. F uld was op de Tent. Arti
1873 n° 125.
Het zilveren gedreven blazoen van bet St. Lucas- en
Glazenmakersgild van 1692 (eigendom van Leiden) was op de
Tent. Deift n° 509 en Arti 1858 n° 231 '. Het is een plaat,
waar boven een kroon; hier onder bet wapen van Leiden,
het beeid der Gerechtigheid en der Schilderkunst gedreven,
en de wapens van H. "Win t e k b e e c k , J . Y a n B l ic k l a n t ,
G. B o l t e n , en L. S chop gegraveerd. Aan de plaat bangen
de 13 wapenschilden van: J a n I J sb r a n se Y a n K o uw e n -
HAVEN, P ie t e r D e M e e t e r 1693. B a r th o lom eu s Y a n de
Y e l d e 1684, W. Y a n B l e y k b r s f e l d t 1695, J acob D e
Me y 1697, D ir k S n e l 1699, P h il ip p u s K e u n 1705,
Co e n r a e t M o yw e e r 1700, F r a n s Y a n d e r S l a a r t
1695, H e y n d e r ic F r e y 1693, T homas J a n se Y a n L y m e i ,
en twee scbilden met de jaartallen 1645 met naameijfers.
' De registers van het St. Lueasgild beginnen met het ja a r 1648. De
heer Archivaris J h r. W. I. C. Rammelman Elseviek heeft de namen der
Leidsche schilders en beeldhouwers opgezocht en alphabetisch gerangschikt
in 1874.
Een ouder dergelijk gedreven zilveren verguld blazoen
van bet Schildersgild voor de vereeniging er van met het St.
Lucasgild uit de 16® eeuw, zonder jaartal (met het wapen
van Leiden) was op dezelfde Tentoonstelling van Arti. Cat.
n° 230 en te Delft n° 116. In 1856 brak men te Leiden
het gildehuis der Timmerlieden van 1618, versierd met de
beeiden van St. Joseph en de vier gekroonde heiligen af.
(Zie over dezen onze afdeelingen Haarlem, Middelburg, en
de Navorscher YI 377, YII 301.)
Het hoofdmiddel van bestaan in Leiden was voorbeen,
en ook nu nog, grootendeels bet weefgetouw met al de
daaraan verbonden bedrijven. Or d e r s bescbrijft (1614) uit-
voerig de vier loy-hallen, aldus genaamd van wege dat
men aldaar loyt ofte lodet om bet Vent-loot (het recht tot
verkoop) te verkrijgen'. Vier zulke hallen waren er, de
Groote hol, de baai hal, de ras hat en de fusteyn hal.
In de eerste bing een accoord oft voorslagb van kleyne
klokken en twee dagklokken met deze opschriften, die de
neringen en liantwerken der hal aan wijzen:
> Zie Orlees, (1614) blz. 1 9 2 - 1 9 3 , waar sprake is van looden; groote
looden, het lood daar o p s ta a t: vervallen overldjcker. In veel la te ren ti]d stem-
pelde men de bewijsteekens zelfs op duiten b. v. van Overijssel.
Voorzijde: Het wapen van L e iden, van zilver, met twee sleutels van keel,
ruggelings geplaatst in den vorm van een Sint Andries k r u is , gehouden door
een staanden leeuw. Leyden in Holland.
Keerzijde: Woll(en) Deec(ken) Gema(akt) binn(en (Leyd(en),
Oo k h e ch tte men zeer k le in e , v ie rk a n te , doorboorde stukjes zilver, waarop
de twee kruiselings geplaatste St. Pieters-sleutels en Z U ' / , , a an h e t laken.