
ig,;
P. MEIIEYR. ({{oofdman)
A. V. HEYDEN. B{oofdman)
AR. V. LEYWEN. ll{oofdmmi)
N° 51.
VERLIES. VI. ST {zes stuivers) (de ST als een letter),
(grootte 35). De Stempel is veel flaiiwer of minder diep
gesneden dan die der latere Haagsche gildepenningen.
Het schijnt dat het huis, waar dit gild vergaderde, in
de Hoogstraat geweest is {Meded. I I , blz. 103—104). In
1739 bad het gild maar twee Hoofdlieden. De weelde in ^e-
pluimde of zoogenaamde dolle hoeden was van 1655—1739
vrij wat gedaald en bet debiet en aanzien van het gild
dus A®erminderd,
Voor de Huurkoetsiers bestonden keuren (zie Deel I ,
blz. 395 en I I , 334). Zij hadden ook eene begrafenisbus
{Eevue 1859 p. 514) en twee looden gestempelde penningen.
Op den eerste ziet men op de Voorzijde: Een wagen met
twee paarden bespannen. Omschrift & A n n o & 1715 &.
Op de Keerzijde leest men in zes regeis: B e g r a f e n i s |
PENNING] v a n ] coETSiERsj BUSSE] n “ 8. Zie ’s Gravenhage
plaat 5 of XLVI n° 19.
De tweede heeft dezelfde Voorzijde als de eerste, maar
op de Keerzijde een lijkdraagbaar. Omschrift: a D r a a g a
PENNING a n° 3 (ook 8). Zie ’s Gravenhage plaat 5 of
XLVI n° 20.
Het SS. Jans- en Franciscus- of Kleermakersgilde bevatte,
zegt D e R i e m e r I I , 286 („zoo wij wel onderrigt
werden“), de Keurslijfmakers, Wollennaaisters, Linnen-
watiers, Passementtverkers enz. enz. AVij kennen aan dit
gild twee penningen toe. Den eerste om de overeenkomst in
gravure en tijd (1653—1650) met den zooeven beschreven
penning van het St. Jacobs Gilde te ’s Gravenhage, en den
latere van 1715 met dien uit denzelfden tijd 1710 en 1711
van het St. Barbara- en Steenhouwersgilde te ’s Gravenhage.
De eerste penning is van geel koper en gestempeld, (grootte
35). (Afgebeeld ’s Gravenhage pl. 1 of pl. XLII n° 3).
Voorzijde : Een zeer groote gekroonde schaar, daarboven
een kroon (waarop het jaartal 1650, geplaatst op de punt van
een kleermakersnaald). Ter zijden S(int) I(an). Omschrift:
G e b r o e d e r s . V A ( n ) s . I a n .
B i e t . m a l k a n d e r . d e . h a n t .
I ( n ) DO(o)TS . N 0 ( 0 )T . EN I ( n ) BRANT.
Wat men anders burenplicM heette, is hier die der gildebroeders
van S t . J a n '.
Die breeders stonden ook onder contrôle. In 1739 hadden
zij een Deken en vier Hoofdmannen. Deze inden of ontvin-
gen de boeten vermeld, op de Keerzijde, tusscben twee
door rosetten vereenigde mirtentakken, in deze vier regels :
„ A p s e n t . (6 S t W e r s .) (Stuivers).
V o RT (v o o r h e t ) V E R L I (E )S
10 S t W e r s (Stuivers).
> S t . J a n de Evangelist en S t . J a n de Dooper worden dikwijls verward.
De laatste zal hier de patroon zijn. Zio Mr. J . Y a n L e n n e p c . s . (t. a. p.
I I W z , 1 0 8 ) .