
men Slabberts noemde. Nog elders, hoe P ie t e r J a nsz
L io r n E „de principaalste handhaver en aanbinder werd
van het bouwen van de eerste Hoornsche fiuiten (driemaal
zoo lang als ivijd, later vijf tot zes maal), ivaarvan in
1594—1602 meer dan 80 te Hoorn van stapel liepen,
nadat in 1528 aldaar de eerste scbeepshelling gemaakt
Avas (blz. 127). Bier Averd in Hoorn al in 1397 gebrou-
wen (blz. 11), en het Schippersgild in 1381 opgericht, „ter
eere Gods, ende Sinte Geertruyclen", hetgeen aanwijst
dat dit meer een scMppershroederschap dan wel een wereldlijk
gild is geweest, zoo als wij die ook elders , b. v. te Maastricht,
vinden. „In 1600 begonnen, dagelijks, twee veer-
schepen naar Amsterdam te varen“ (blz. 276). De aanvang
„der vreemde vaert“ was in 1597 (blz. 272), en in 1603
voeren voor het eerst scbepen van Hoorn naar Oost-Indie
(blz. 253).
Het vrijbuiten op de Spanjaarden begon omstreeks
1605. In datzelfde jaar verplaatste zicb de ossenmarkt
der Deenen, die altijd in Hoorn geweest was, naar Enkhuizen.
Zijn deze berichten scbraal ', nog scbraler is de oogst
der gildepenningen van Hoorn. Wij hebben tocb slechts drie
' Volgens mededeeling van den he er G. H. Bast , Gemeente-S ecretaris, is
op h e t Gemeentehuis nog eene kleine verzameling van g ildeboeken, nitvoerig
vooral van ’t zoogenaamd Rijnschippersgilde, en enkele losse p a p ie re n , zooals
b. v. een oude koopbrief, w a araan ’t zegel van ’t Metselaarsgild. Gildepen-.
ningen en hekers z ijn er niet.
gildepenningen ontmoet, die wij aan Iloorn zouden durven
toekennen.
Voorzijde: Een visschersschiiit of vinkelaar (loodsvaar-
tuigje) onder zeil. Op de vlag ziet men een jachthoorntje,
zooals Hoorn bet in zijn Wapenschild voert’.
Keerzijde: Een draag- of lijkbaar *. Geelkoper, gegrav.
doorboord, (groot 20) (Penningkabinet der Leidsche Akademie).
Bevue 1874, p. 45 n° 116. Zie Hoorn plaat 1
(XXV) n. 3.
De pl. 2—5 (XXVI—X X IX ), ons door de welwillende
tusscbenkomst van den heer G. H. B a s t, Secretaris van
Hoorn, geworden, zijn vier der acht gegraveerde Schilden
van het Visschersgild van Hoorn (van 1702 en 1705),
waarop P e t r u s , de wonderdadige vischvangst en het Ava-
pen van Hoorn zijn voorgesteld, op de Tentoonstelling
A r ti, in 1858, onder n° 261 te zien, en toen door
L. S to k b ro o ingezonden.
De stad Hoorn stelde aldaar (onder n° 263) ook acht
gedreven scbilden van het Bakkersgild ten toon , waarvan
twee voorstellen: twee deegkneeders; twee anderen: twee
deegafwegers; twee: een paar ovens, en eindelijk twee. bet
wapen van Hoorn. Zie plaat 6— 8 XXX X X X II, ons
mede door welwillende tusscbenkomst van den heer G. II.
B a s t, geworden.
1 V an zilver met een hoorn van k e e l, gebonden van sinopel.
2 In Stavoren hebben de Aalvisschers nog een penning en lijkbaar.