
nen: de links voor den beschouwer geplaatste draagt een
langen mantel en een doctoralen? hoed op bet boofd. Hij
boudt met de rechter band een urine-glas omhoog. De rechts
zicbtbare man (in een kort wambuis en met een spitsen boed op
bet hoofd) houdt met de rechter hand een gehoepeld doosje
omhoog, waaruit een spatel en een steel te voorscbijn komen.
Omschrift:
S I C o sm o s | et D a m i a n y s w
Eoterodarni.
Op de andere zijde van bet handvatsel staat op het plat
van den penning:
P i e t e r v a n
zoo L uN D T zero
EN
(aan de andere zijde van ’t handvatsel:)
A d r ia e n R o o m e n
I n v e n t o r s
1594.
Blikslagers. Hiertoe beboorden de Houtkramers, ein gild
geworden 8 December 1632, en de Kompassenmakers. De
proeve van de Blikslagers bestond in het maken van een
scbeelantaren van drie kappen hoog, en van een dieve-
of nachtlantaren van twee kappen hoog. Zij hadden een
Overman en twee Hoofdlieden. (Hs. blz. 76—77).
Bontiverkers. De proef was het behoorlijk bereiden van
300 onbereide grauwe of „Enkborens vollen;“ dezen opte
maken tot de voeringe van een vruuwemanteltje enz. enz‘
Zij hadden 2 Hoofdlieden. De jongste was gildeknecht (HS.
blz. 44—45).
Branders. (22 Maart 1652). (iSf. Ordonnantie 29 April
1720). (HS. bl. 16—18). Zij hadden 4 Hooidlieden. In
Art. 17 leest men dat de g ild ek n e ch t de broeders en zusters
hij billet verzocht ter vergadering te komen. Art. 22
gebiedt, zicb in alle bijeenkomsten, en bijzonder op den
maaltijd, ordentelijk te gedragen.
Brouwers. (5 Juni 1468). Op het inkomen in het gild
werd in de ordonnantie van 29 April 1720 f 315: gesteld.
Art. (3). Streng zijn de bepalingen omtrent bet leveren
van bier aan andere „kalanten“ (9 1200. : boete). (Art.
20). Zij hadden 3 Hoofdlieden. (HS. blz. 19—23).
Goud- en Zilversmeden. Hunne ordonnantie van 26 April
1660 werd in 1660 gedrukt (16 blz. 4°.) Volgens het HS.
blz. 66 behoorden tot dit gild ook de Drijvers in goud of
zilver, de Goudslagers, de Goud- en Zilverdraadtrekkers,
de Drillers in eenig gesteente, en de Diamantslijpers. De
proeven werden om de twee jaren veranderd. Het gild had
drie Hoofdlieden, als een eerste, een tweeden Deken en een
Keurmeester, benevens 4 Overlieden (HS. blz. 66—70).
Grutters. De verkoop hunner waren geschiedde naar de
zetting der Burgemeesters, die wekelijks door de pontgaarders
werd opgegeven. Het schijnt, dat zij vier Hoofdlieden gehad
hebben (HS. blz. 28—29).
Hoedenmakers. (29 Januari 1630). Hun proef bestond
in het maken van een castoren hoed en een balven dito.