
AjMSTERDAir.
in ’t I J , omtrent de Boomen of in de Waalen in schonwen
geplaatst, alsmede 7 in de 5 wijken buiten de stad in de
Vrijheid. „Ieder der brandspuitluyden“ ' , zegt W a g e n a a r
X blz. 150), „bekomt bij zijne aanstelling een geel (ge-
„goten) koperen penning (groot 2 8 ) , op welke aan de eene
„zijde: Stadswapen ende nommer van de wijk, en aan de
„andere een brandspuit staat uitgebeeld, waarbij ook de
„nommer van hem, dien de penning gegeven wordt, gevoegd
„is (Zie pl. III n° 2 6 .) . De brandspuitluyden geven deze
„penningen* over aan de brandmeesters, zoodra zij, bij
„den brand, of op de beurs om ziob te oefenen, gekomen
„zijn, ten blijke dat zij op hunne post zijn geweest, alzo
„zij anderzints in boete vervallen. De penningen worden
„hun teruggegeven nadat zij, de brand gebluscht zijnde,
„de spuiten aan de buisjes gebragt hebben en afgelezen zijn.“
38—3 9 , 45—46 hadden er een te zamen; n» 14—1 6 , 53—54 tw e e, met A. of
B. op de penningen.
’ Oude bepalingen bij W a g e n a a r X , Bra n d b lu sscM n g , bl. 139—141. Zie
o o k * Oude T ijd , 1873, bl. 307—308. De Oude Gildebroeders, aid. 1874,
bl. 68. S c h e l t e m a , In v en ta ris bl. 23.
» Bevue 18 5 8 , p. 386. Soma zijn die van zilver en g e slag en v o o r de brandmeesters
en generale-brandmeesters. E r zijn er 5 8 , behalve d ie , welke in
plaats der nummers letters h e b b e n , zooals W. S. B. of C. (g e stem p eld );
S(chouu') B(urg) W. S. H. en W(eri;) H(«*s) gestempeld ; S(i«(is) T(i')HmerftiMi)
n» 4 B{uitenwijk) gestempeld. Cat. Bom 1859 n" 1626 van h e t W e r k h u is ,
n“ 1627 van den Overtoom. Ook met de lettermerken der V{ereenigde) 0{ost)
l{ndische) G(ompagnie). Ook inet v o o rz ijd e . No. I. B . , k e e r zijd e : 14 en A.
gestempeld. Ook v ierkant gegraveerd m et W ijk 14 en 58 enz. van den Stads Tim-
mertuin (zeldzaam). Zie ook Revue 1859, p. 87. Op de Tent. Amst. 1876
De nieuwere ‘ brandspuitpenning was van geel koper,
groot (26) bestempeld met: W x 53 A of B n° 64 of
n° 20 enz. Zie Revue 1859 p. 85 (41), alwaar een exemplaar
beschreven wordt, aan de keerzijde met 16 gond- en zilver-
smids-merken, en daardoor abusief aan de goudsmeden van
Amsterdam toegekend.
Broodbakkers zie Bakkers.
Chirurgijnsgilde, waartoe (het is bijna ongelooflijk) (volgens
W a g e n a a r IX blz. 171) (blijkens de keur, niet
van 27 April 1497, maar van 4 Mei 1552) niet alleen
de gemeene Barbiers of Baardscheerders, maar ook de Tr ipkwam
een a an ta l brandspuitpenningen dier s ta d , onder n° 650—675, voor.
Daaronder n<> 659 (Z.) met k a n ts c lirift: „Onder de E{dele) manhaften Beer
D{en) Be e r Capitcyn B a rm a n u s inde Betouw^. Op de spuit (1766) S(tads)
T(immertuin) (Verz. Maschh aupt ) n« 660 Zilver van Wijk 1 3 , met k a n ts c b rift:
„Be heer B e rn a rd Schölten de Jonge Vaandrig^. (F. H. Maschh aupt).
n''’ 675 (1770) bijzonder g ro o t, (45) gedreven zilver van Mr. J eronimo de
Vr i e s , J r z . afgebeeld op onze pla a t X I (126).
Voorzijde. He t wapen van Amsterdam ; op een com p a rtim e n t, d a a ro n d e r:
Mb N . W a r in Capityn
F . J . Melisse Liiiten a n t
B . Melisse Vaendrig
Keerzijde. De spuit in slan g en ro n d , waarop W ijk 5 8 , cn waarboven A® 1770.
Handschrift zie pla a t IX (126): Sergeanten R : Kordewagen J : D: Wijsman
B: v: d: Bergh. Brandmeesters G: v: ä: Bergh J : van E id en J : Nett.
* Volgens de bran d k eu r van 1 September 1831 , toen de oude penningen
verviclen. Den 15 November 1857 werden ook de nieuwe door anderen vervangen
, bij gelegenheid der invoering van eenen officieelen brandweer. Don
15 November 1863, toen men een bczoldigd corps invoerde, werden
de niouwste penningen met een * voorzien. (Meded. van den heer F. II. Maschhaupt
10 Ju n i 1866. Zie ook Caf. Tent. Am st. 1876 n^ 662 — 666.).