
twee leeuwen vastgehouden. Daaronder n° 2 ‘. Daarboven
G ou d a op een lint.
Keerzijde: De brandspuit (27) in een slangenrond.
Geel koper; gegoten (groot 31) Revue 1859, p. 105,
n° 110 *. Zie Gouda, pl. 4 , n° 11 (XLI).
I E r waren vier brandspuiten in 1813. De L a n g e , t. a. p. I I blz. 328.
® E r is ons ook in handen gekomen een niet o u d , g e stem p e ld , d u n , geelkoperen
p la a tje (groot 22) (doorboord), waarop in een kabelrand twee ankers
kruiselings geplaatst , waartusschen I(ste ?) K(|,mpagnic) Gouda.
’s GRAVENHAGE. P I
De nering- en ambacht doende Gilden waren in ’s Gravenhage
talrijk. De lijst die Mr. J a c o b D e R i e m e r in zijne
Beschrijving van ’s Gravenhage , Dl. II blz. 285 289 , daarvan,
als in het jaar 1739 aldaar bestaande, mededeelt, bevat
niet minder dan 45 afzonderlijke gilden. Het aantal hunner
gildepenningen echter staat in geene verhouding tot genoemd
cijfer. Welligt is hiervan ook de oorzaak, dat, zooals D e
R i e m e r , t. a. p. blz. 284 opmerkt, de gilden in ’s Gravenhage
„geen het minste aandeel in de magistraats bestelling
of de algemeene bestiering van ’s Gravenhage badden.“
Naarmate toch een gild meer macht had werd het hoog-
moediger en bestond er te gereeder aanleiding om kostbare
Stempels voor gildepenningen te laten maken, zooals b. v.
in Middelburg en Ylissingen het geval was ‘. Overigens
‘ Intusschen had deze oorzaak niet overal dat gevolg, b. v. in Nijmegen,
Groningen e n z ., w a ar de macht groot ma a r dc penningen poeer waren.