
0 Heer vermeert uns Leydens Neeringe
Sulx dat den Coopman syn begeringe
Deur den Drapier gemaeckt liier vin:
Den Plöter gont een goet gewin,
Opdat den Wasscher bem macb dienen;
Den Cammer wilt zijn brood verlienen:
Des tragbeii Spinners mont boiit op:
Yervolt met spijs des Wer eher s crop:
Den Voller naekt versiet van cleeren:
’s Conwijers noodt wilt oock affweeren:
Des Verivers ciiyp en feyl hem niet:
Weert van den Persser zwaer verdriet:
En weest bet oock van ’t Waranderen:
De Packers van de kost versiet:
Geeft den Baillii een eerlick teeren:
En la a t eick e en hem Gouverneren
So l a n g DEES AL, IN GÖET ACCOORT STAEN
D e N e r i n g s a l , m e t s p o e t , w e l v o o r t g a e n
D e n ieuw e LaX’ew/m/ wordt inORLERS (1 6 4 7 ) blz. 1 7 7— 1 7 9
b e sch r ev en en afgebeeld.
Wij vonden dan ook alleen van dit gild een looden penning,
sedert verloren gegaan (gr. 23), waarvan de heer Th. M. R o e s t
ons eene afteekening toezond. Leiden pl. 2 ofpl. XLYIII n° 6.
Voorzijde: In een eikenloofkrans, de twee gekruiste
Leidsche sleutels: daaronder twee weversspoelen, een glans-
of kalanderhal' en een 4 , zoo het schijnt ingeslagen:
I K alande rs, Laken-opwerkers en glanzera.
Keerzijde: In een krans:
L. L. W. B. 1 1668.
Welke letters wij aan vullen Leidsche Laken Wevers
Bedrijf.
Aanhangsel. (Gedrukt blaadje 2 blz. 4*® nagedrukt naar
een stuk uit de 17® eeuw).
(Aanstelling van een B u ü r t h e e r ) . Gezien bij dien van
de Gerechte deser stad Leyden in haere gewoonlycken
Yergaderinge op ’t Raethuys der voorschreven Stede de
Nominatie en Yerkiezinge, gedaen bij de gemeene huys-
houdende Gebuyren van de Gebuyrte van ’t Prinsdom
van Lotterijck, waarop gebragt zijn L a m b e r t ü s W e n s i n c k
Y a n R o u v r o y . E w a l d u s H o l l e b e e k SS. Theologiae Prof.
en J a n D u y m , aen de voorschreven van de Gerechte van
wegen de genoemde Gebuyren overgelevert ende voorge-
stelt met versoek dat bij de voorschreven van de Gerechte
uyt deseive drie genoemde en voorgestelde Persoonen over
de voorsz Gebuyrte een Heer soude ivorden gestelt.
Soo ist dat de voorsz van de Gerechte niet ( = niets)
soo seer willende dan de voornoemde gebuyrte in goede
tucbt, ordre en gerechtheyt met beboorlicke geboorsaem-
heyt macb werden gelyt ende onderhouden tot Heer
van de voorschreven gebuyrte sulx ende in der vou-
gen deseive jegenwoordelicken ende hier vooren bepaelt