
brand, de Oostersche p a k , die naar Oostiand of Hamburg
gesciieept wordt.
Het getal der baringbuizen, scboon merkelijk door de
rooverijen der Diiinkerkers verminderd, bedroeg in 1640
nog 400 à 500 '.
Een zeer oud, geel koperen, veel voorkomend, gestempeld
penningje (groot 18j, {Zw Revue 1858, p. 397 —398.
Revue 1859, p. 100—1 0 1 , afgebeeld door He vigne in zijne
Moeurs et Tjsages, Gand. 1857. Pl. XXXIY n° 5 beschreven
aldaar p. 144), werd door P e b re a u aan Enkhuizen toegekend
*, maar door Devigne aan Luik A Het komt ons voor
een armen-loodje te z ijn , bij de vroeger niet ongewone
uitdeeling van haring, lang geleden, gebruikt.
In bet jaar 1624 (7 Mei) werd geordonneerd, dat de
gezworen Nettenlooders „in liet visiteren, meten en het looden
van de netten“ , die tot de Groote Yisscberij van Haring werden
gebruikt, zieh zullen reguleeren naar het plakkaat van
H. Ed. Groot Mögenden van 27 Mei 1624. Zulke eenzijdige
gegoten loodjes (groot 22) , met drie gaten doorboord, vertoonen
het wapen van Enkhuizen, {Revue, 1874 p. 32
n° 76.) AYlgens Cat S a l m n® 5160, zijn zij van Enk-
‘ Zie Brandt biz. 4 5 , 180 en vooral 288. C e n t e n blz. 190 en blz. 213.
® Voorzijde: St. P i e t e r met een grooten sleutel, in een krans. Keerzijde:
Drie naar de rechterzijde zwommende baringen, in eon krans. Beide voorstellingen
op geruiten achtergrond.
® Aux harengers de Liège, „puisque leur blason est composé de trois lia-
„rengs et celui de leur corporation , réunie à celle des fruitiers, se composait
„d’un arbre fruitier et de trois harengs couronnés.
huizen. Zie C e n t e n , blz. 43. Keuren blz 232 en plaat II
(XIX) (8) ‘.
De Hekelaars van fijne hennep hadden een gilde, waarvan
de ordonnantie z. j. in de Keuren blz. 390—391 is opgenomen.
De proef was, uit 100 ruige hennep, fijne
{Vissehers of Schoenmakers) Karl te maken.
Routzagers. Hun Gildebrief is van 1 October 1615,
hunne ordonnantie van 19 Februari 1617. Keuren blz.
308—310. C e n t e n blz. 20. Zij hadden 3 Overlieden (Art. 7)
en een Ouderman (Art. 1 en 8). Eenige nadere bepalingen
(Art. 13—18) hen betreffende zijn van 14 Januari 1628.
Hunne hoog verheven, geel koperen, gegoten en doorboorde
gildepenningjes (groot 24) in Enkhuizen nog voorhanden,
vertoonen:
Voorzijde: Een houtzager, blootshoofd, met zijne rechterhand
op een zeer groote houtzaag steunende *.
Keerzijde: een gegraveerde naam , zooals:
a) J o c h e m ] H e n d r i k s z ] D e n S l a .
b) G e r r i t L u t k e s z . (In Revue 1859 p. 90 n° 6 6 ,
verkeerd aan Amsterdam toegekend).
c) Hermen Hueght. Zie pl. II (XIX) n° 10.
' Een ander heeft, Voorzijde: drie barin g en in een schild. Keerzijde: 55 Lo o d ;
gest. zonder g aten, kennelijk een gild ep en n in g ; van Amsterdam? Vergelijk
Am s te rd am pl. IV , n" 2 9 , w a ar hot cijfer (21) onder h e t schild op de voorzijde
Staat.
® Men k e n d e , in En k h u ize n , dit penningje aan de timmerlieden to e ; niaar
waarsclnjnbjker is b e t dat h e t s tu k je , op pl. I I (X IX ) n" 11 afgebeeld, aan
dezon belioort. Beiden zijn en haut relief. Zie beneden.