
/’S.— : Van Knechts, Jongens en Meisjes. Geen baas (Art.
12) mocbt iemand op de schroef zetten tenzij 18 jaren oud.
Het leervak bestond en bestaat zeker nog ’ in rollen of glazen,
tremmen en hasten (Art. 13). Van het Gildegelt. Jaarlijks
f l -— 12 St. Van de Knaap. Hij had het opzicbt over alien,
„’t zij meisjes ofte jongens en zal een duyt (!) ter week
(per persoon?) genieten (Art. 19). Van Pijpaerden. Va n 't
Merk *. Van de Pijpen. Van de Tonnen. Aengaende het Backen
van de Pijpen. Van de begraaffenis en de pelle. Deze pelle
gebruikt wordende, werd met twee fraaie zilveren scbilden
versierd, terwijl de knaap een derde schild dragende den
voorgang bad. Door de bereidwilligheid van den beer P.
G o e d ew a a g e n , Lid van den Stedeiijken Raad, President
van de Kamer van Koophandel, pijpen- en aardewerk
fabriekant te Gouda, en de zorg van den heer J. J. Bbr-
TELMAN, kon de beer J. L u g t h a r t ons hiervan afteekeningen
leveren. (Zie Gouda, plaat 2, n° 2, 3 en 4, plaat
XXXIX).
De twee even groote scbilden zijn gevat in gelijke arabesken
randen, gesloten door een kroon en het wapen van
Gouda, vertoonende eenige pijpen, omslingerd door lambrequins
en hoog 0,35, breed 0,37. Op het eerste schild ziet
men eene Pijpenmakers werkplaats, waarin de klei verschil-
' O re r de Pijp en fa h r ie km van th a n s , zie J . C r a a n d i j k en P. A. S C H I P -
P E E U S , Wandelingen door Nederland met p en enpotlood. blz. 285—289.
® In het Stedelijk Museum te Gouda, (12 Mei 1874 geopend) is een gildekist
dor I ’ljpmakers en een h o u te n b o rd , waarop de fabriekmerken zijn geschilderd.
lende phasen van bewerking ondergaat door de handen van
roller, hasten of vormer, tremster, glaaster, snolster.
Op het tweede schild zijn twee dragers voorgesteld, die
de gedroogde pijpen naar de pottenbakkerij brengen om gebakken
te worden. De pijpen worden door de vrouwen
der fabriek in een zwaren kegelvormigen pot geplaatst, met
de steelen bij elkander gebonden en dan boven door een
deksel toegedekt. De pot wordt weder in een mand, met
ooren aan wederzijden, geplaatst. Door die ooren steekt
men de boomen, die door twee mannen gedragen worden.
Om de pijpen door het schudden niet te doen broken,
loopen zij in een eigenaardig, evenmatig drafje, pijp-
makers-drafje genaamd. Op de deksels der beide potten
staat; Gouda 1735, zijnde de bloeitijd van het gild. Boven
de beide dragers is, bij wijze van gloria, een uitstra-
lende zon aangebracbt. De figuren zijn op beide scbilden
in het eigenaardig werkmanscostuum van het jaar 1735.
Het kleine blazoen heeft een anderen arabesken rand.
Twee kinderen als tenanten houden een kroon boven het
schild vast. Daaronder bet wapen van Gouda. In het
schild tweo gekruiste pijpen. Hoogte 0,15, breedte 0,11
meter.
De drie scbilden zijn alien van kettingen voorzien. De
arabeskenrand en pijpen zijn gedreven; de werkplaats en
de dragers zijn gegraveerd.
Brandspuitpenning.
Voorzijde: Het gekroonde wapen van Gouda, door