
Schrift M e m e n t o ] M o r i (Gedenk te sterven) vallen ons
daarbij in het oog. NO: 13 is er in gesneden. Zie ’s Gravenhage
pl. 2 of pl. XLIII n° 7.
Een ander exemplaar (Kon. Penning-Kab. te ’s Gravenhage)
door den heer M in a r t V a n H o r e n b e k e te Gent
voor lang in plaat gebracht ten behoeve van een uit te geven
maar nog niet versehenen Yverk, bevat op de Voorzijde:
NO — 90 daarin gestempeld en (in plaats der lijkstatie)
twee werklieden die een gilderol vastbouden. De
eene persoon heeft de htis in zijne linker hand; de andere
omhelst met die hand den ander. Omschrift:
DIE ENDRAGT . BAERT . LIEFDE A° 1711.
Zie ’s Gravenhage plaat 2 of pl. X L III n° 6.
Penningen van de KoekbaJckers (Keuren I I , 238); Koperslagers
begrepen onder het St. Eloys- of Smitsgilde
(Keuren I , 26); van de Korendragers (Keuren I , 267,
271; I I , 12); Korenmeters (II, 12); Korenmolenaars (I,
106); Korenvoerders (I, 209; I I , 403); Kramers, Krui-
deniers, Kruiers, Kuipers, Loodgieters (de beide laatste
onder St. Eloysgild) of Mandenmakers zijn ons niet voorgekomen.
De alphabetische orde volgende zijn de twee eerste
gildepenningen, weike wij opspoorden, die van het Metselaars
of St. Barhara-gilde.
Den eerste van 1650 kennen wij ook aan de Haagsche
metselaars toe om de overeenkomst in tijd, stijl en gravure
met de St. Jacobs- en St. Jans- gildepenningen van 1653
en 1650 reeds beschreven.
Voorzijde: Op een voetstuk, het beeid van St. Barbara '
met een geopenden passer in de opgeheven rechter- en een
palmtak (als martelares) in de rüstende linker band. Daaronder
1650. Omschrift:
S : B a r b a r a . o f . M e s s e l a a r s . g i l d e .
Keerzijde: Zeven gereedschappen: paslood, truweel, tim-
mermans-hamer, loodgieters-hamer, beitel enz.
Omschrift: : A. L. R. V. C. F. V. D] A. C. V. S. 1.1. P. G.
waarschijnlijk de voorletters der namen van den Deken en
der Hoofdmannen. Daar tusschen: No (46) ook gestempeld.
De penning is gestempeld en heeft de grootte van 34;
zij kwam mij telkens alleen in lood voor.
Tusschen het vervaardigen van den eersten en van den
tweeden penning deed het gild in 1680 het in 1580
geschonken gildebord vernieuwen en in 1705 verbeteren.
Het had toen, even als in 1739, een Deken en vier
Hoofdmannen. Zie De R i e m e r I , 303; I I , 286 en T im a r
e t e n I I , 140, 141.
In 1711 kwam de tweede, (zie ’s Gravenhage plaat 2,
of pl. X L III n° 9) hoog gestempelde, geel koperen penning
(groot 33) voor den dag. Voorzijde: St. Barbara: in de
rechter hand een truweel, en in de linker band een Lood-
‘ S t. B arbara wordt ook afgebeeld staande n a ast of dragonde op de band
oen toron met drie vensters. Die toren stelt de geyangenis Toor w aarin h a a r
bcidensclie vader b a a r b a d doen opsluiten. Zij werd patrones dev Bouwkunst
en spociaal der M etse la ars, omdat zij in dien toren met twee vensters nog een
venster maakte ter eere der H. Drieindäigheid. J . V. Lennep t . a .p . I I blz. 104.