■ u ?
■ J f
Omschrift : D’ H e e r AI«. P h il ip s . v a n h e r . B r a n d e .
Ov e r d e k e n .
Keerzijde: Een schaar der Droogscheerders, een korte
wijde broek, een kous, een baal laken, waarop een wapen
en een Droogscheerders werktuig (schrabber of kaar-
der ?).
Omschrift: A e n s ie n . d o et . g e d e n k e n . A(nno) 1650.
Eevue 1858, p. 399 als van de Drapiers. Geel koper,
gegoten (groot 33). Zie Ylissingen plaat 1, of pl. LXXIY (8).
Kleedermakers I 1585—1614.
Voorzijde: De gekroonde flesch tusschen 16 — 41.
Omschrift: T. SLY . LAI ANS . P. CLEEYWEN . F. TI-
TELING A. D. DIFY. (?)
Keerzijde: E en g ek ro on d e schaar (n° 4 0 g eg ra v e erd ).
Omschrift: C oR N E L (is). A dams . OvERDEKE(n) t sed {ge-
zet) 1585.
Lood, gegoten (groot 21) Bevue 1856 p. 102 (verbeterd).
Zie Ylissingen plaat 1, of pl. LXXIY (4).
I I 1768.
Voorzijde: De gekroonde flesch tusschen 17 — 68.
Omschrift: D« H« M« C o r n e l i s C a e n . 0« d e k e n . v ( a n )
t K l e e r m a k e r s g . ( i l d ) .
Keerzijde: Een gekroonde schaar. Links daarvan N 0.
Omschrift: I. 0. K op . H. Y.(an) E s. H. P . T. AIans.
I. AI. Berners.
Lood, geg. (groot 38). Yerz. AIa sc h h a u p t en R iem e n s .
Ylissingen plaat 1 , of pl. LXXIY (5).
Kousenmakers.
Alleen in den Cat. du Cabinet de AI. E u g è n e R eg n a u t ,
Gand 1854, vonden wij onder n° 2127:
Aledaille de la Corporation des Chaussetiers de Flessingue.
Cuivre. Zie Bevue 1859 p. 101.
Kramers, zie Lakenkoopers.
Kuipers.
Voorzijde: De gekroonde flesch tusschen
A° 1690
20 lU 1 LY
N° 15 (gegr.)
Omschrift :
@ D b H«. B a s t i a e n . v . R a n t e g em . o«. d e k « . v . K u -
p e ( r ) s g i ld e .
Keerzijde ; Yier Kuipers werktuigen, drie tonnetjes en de
Kuipers baarse.
Omschrift: Yoorafgegaan door de gekroonde flesch van
Ylissingen.
1 Ca pt . B a s t ia e n . v . P a n t eg em . R o zier . E l ia s s e n . D e k®.
Bevue 1859 p. 103 n° 103. Geel koper, gest. (groot
34). Zie Ylissingen plaat 2, of pl. LXXY (6).
Lakenkoopers. Cnder deze benaming kent Y a n C r d e n
blz. 108 aan Ylissingen eenen geelkoperen gegoten (38)
penning toe, bij hem afgebeeld onder n° 5 op pl. X X II .
> Perreau, Revue 1855 , blz. 3 9 9 - 4 0 0 , noemt ze Merciers (kramers). Zie
ook Cat. Noord Brab. Gen. blz. 118 (n® 29) met n® 65.