
teekenkiinde te Gouda, die ons zeer verplichtte door het
beschrijven enz. dier gildenschilden.
Metselaars. Gildebrief van 11 December 1636. {Keuren,
blz. 199—203, Ampliaties, blz. 204—210). H e tg ild b ad
een Hoofdman en twee Dekens, tevens Proefmeesters en
een knaap voor f 6.— in ’t jaar. De proef was een „eygen
„wulfsei, schoon gewrogt op een derden deal paender-punt,
„correct na zijn toocb; item een Bacclmjt van anderhalve
„steen bet best gemaeckt ende weder gebrooken op zijn
„verbant. . . . ende ten laetsten een Gevel te verdeelen,
„de cantelinge van gelijke hoogte ende breedte na den
„eyscb.“ Later, in 1681, van een Kruisboek. Onder het
gild waren de Beeid- of Steenliouicers, Straatmahers, Leien
Rietdekkers begrepen. In 1676 kwamen hierbij de Looci-
leggers en de Pompmakers. In 1691, de Kalk-, T ras-,
Pannen- en Steentjesverkoopers (blz. 210). (Art. 15). Intreegelden
9 6.— : 9 3.— ; en f 1.— 10 St. Gildegeld 10
St. — Den 22 Decemb. 1655, besloten de Heeren van
den Geregte om het dagdieven te fnuiken; men bracht toch
v ijf scboften in rekening „daer zij inderdaed geen drie
„scboften naer bebooren werken.“ Op eene boete van
9 24.— : werd dit in rekening brengen van vijfschoft verboden.
— Die een aangenomen werk verliet verbeurde
9 2 5 .— : Die brandewijn ofte eenige gedistilleerde wateren
eiscbte f 6.— : De werkuren waren van 15 Maart tot 15
October van 5—8, 8i —11| en van 1—4, 4 i—7. In
den winter van 7—12, 1—6. — De daggelden voor een
meester metselaar in de zomermaanden 9 1-— 4 St. en
voor den knecbt 9 1 -— 1 St. enz. enz. (Art. 6).
Stoeldraaiers, vormden den 7 Lebr. 1663 een gild
{Keuren, blz. 323—326). De proef voor hen die op een
draaibank met den voet werkten ‘ , was een vierkante esschen
wieg, een besloten vrouwenstoel met een gat en een ka-
merstoel met peneelen. Yan wilgen- of zacht hout mochten
geene stoelen gemaakt worden (Art. 10). Op de markt
hadden de Stoeldraaiers naast elkander stallen, en niemand
mocht uit zijn stal de marktgangers door geroep lokken.
Een Overman en 2 Dekens hadden het toezicht.
De Blokmakers traden 8 December 1676 {Keuren, blz.
327—328) in bet Stoeldraaiersgild. De proef was een
Spaansch takelblok van 25 duim hoog, en nog twee blok-
ken van 7 en 6 duim dik.
De Wieldraaiers traden 18 Decemb. 1691 toe {Keuren,
blz. 328—^331). De proef was een spinwiel op tweeraden.
Tot een gild werden de Wiel-, Stoeldraaiers en Blokmakers
den 11 Septb. 1694 vereenigd {Keuren, blz. 332—333).
Toen regeerden een Overman en 3 Dekens het gild. De
Houtkramers traden den 8 November 1707 toe. Hunne
proef was een gestoken achtkanten stoof (blz. 333).
Scheepmakers. Gildebrief van 27 Mei 1653 {Keuren,
blz. 268—273, Ampliaties, blz. 273—275). Zij hadden
‘ hun eigen genoegen ende plaisier op kleine draaibanken
w e rk en , ’t welk m en noemt met de Boge“ , beboefden geene proef te doen.