Een vierde penning van het Haagsche Schoenmakersgild,
is merkwaardig doordien het de eenige gildepenning’ van
’s Gravenhage is, die een aanscliouwelijk stellig bewijs met
zieh brengt, dat hij in die gemeente te huis behoort. De
ooievaar toch, bet wapen ‘ van ’s Gravenhage, is op de
voorzijde met een los stempeltje er in geslagen. Die Voorzijde
vertoont een tablette of plank, waarvan een met franjes
omzoomd lederen kleed, waarop de ossekop (symbool der Le-
derhereiders) is geborduurd of geschilderd afhangt. Daaronder
17 il. Op het tahlette staan twee schoenen en een laars. Men
lette op den boogen hak (in 1774 en ook nu in 1874—77) als
een bewijs dat er niets nieuws onder de zon is. Omschrift:
S c h o e n m a k e r s * L o o i j e r s e n L e e r k o o p e r s « g i l d e *
Keerzijde: In het veld de N(ummer) 90 (ook met n°
2 4 6 ) en eenig aanvullingssieraad. Omschrift: V r i j m e e s t e r .
De penning is geslagen of soms gegoten ’s Gravenhage pl. 4,
of pl. XLY n° 14. van geel koper en ter grootte van 36.
Het St. Elogs- of Smidsgilde bevatte in 1739 de IJ zerkramers,
Blikslagers, Hoef- en Slotenmakers, de Koperslagers
, Loodgieters, Messen-, Harnas- , Boers- en Spoor-
makers. Hun gildebord van 30 Nov. 1705 (vermeld bij
D e R i e m e r I , blz. 305, 306 en te lezen bij T im a r e t e n
I I , 146, 147) bericht dat ook. Wij hebben geen penning
van hen gevonden.
> Van goud, met een stapponden ooievaar van natuurlijke kleur, de grond
van sinopel, houdende in den bek een slang van sabel.
Van het Beeid- en Steenhouwers Confrérie gilde, dat in
1739 een Deken en drie Hoofdmannen had, bestaat een
penning, ’s Gravenhage plaat 4 of pl. XLV n° 15.
Voorzijde: Een bisschop, kenbaar aan zijn staf, dien
hij in de linker hand houdt, draagt in de rechter hand
een Steenhouwers hamer. Daar boven :
S(ANCTUS) I(O SE PH V S ??). Ter zijden: A° 1710.
Keerzijde: e en lijk b a a r ; daar b o v en A° o f lie v e r OA
1710 * en h e t cijfer N 1 (in g e sn ed en ). D e z e lfd e ruw e
gra v eu r a ls v a n de ’s G ra v en h a a g sch e p e n n in g e n n ° 5 , 9 ,
13, 18 enz. v o o rn o em d , sn e ed den Stempel v oor dit g e e l
kop er en p en n in g je (groot 28).
Het St. Joseph- of Timmerliedengild plaatste, in 1705,
een bord met een vers van den gildenborden-dicbter J.
V o l l e n h o v b n in de Groote Kerk. Zie D e R i e m e r I ,
biz. 305 en T im a r e t e n I I , blz. 162—153.
Voor de Uitdragers werden keuren gemaakt (I, 124,
299, 321; I I , 450). Desgelijks voor de Vischverkoopers
(II, 26, 292); de Vleeschhoimers (I, 21); Waagdragers
(I, 93 , 95); Wagenmakers en Wielenmakers (II, 124).
Van de Wevers was een bord, het Sint Cornelis bord,
van het jaar 1645, vernieuwd in 1705, in de Groote
Kerk te vinden. Men las er niet alleen bijbelteksten op
toepasselijk op het Weversgild, maar ook eene verklaring,
ontleend uit de Historie van Holland van H a d r ia n u s
J u n iu s . Zie D e R i e m e r I , 301 en T im a r e t e n I I , 142,
143. Over de oudheid der Lakenweverijen in ’s Gravenhage