
Zie J. TER Gouw®, Navorscher 1872 biz. 232—236, in het
stuk lets over een Amsterdamschen ouden schepenbrief. De
oudste Schepenbrief, w®aarin bij W a g e n a a r van de Vynders
van Sinte Pieters Gild gewag wordt gemaakt, was 13 jaren
jonger, en dus van 1384 (IX biz. 73 en YIII 304). Hij
baait hunne keuren (IX biz. 22 en biz. 74—75) aan.
Zie ook S c h e l t em a , Aemstels Oudh. Y l biz. 205—222,
in De Amsterdamsche Visscherij. T er G o ü w , de Gilden,
biz. 55 en Amst. II 343, over hun maaitijd en w®apen.
In 1766 waren de Gildebroeders en zusters tusschen de
400 en 450 sterk en gebruikten de Waterscheepsbanken,
de Piviervischbanken en de Aalbanken. Hun gildepenning
(koper, z .j.) , ten name van P ie t e r X ie uw e n h o e , kwam
voor bij Mu n t e n d am n° 755 en Tent. Amst. 1876 n° 2329,
G. K. gegr. (groot 29), van 1805 met P. Y .(a n ) S o n .
Qomimissaris) Y (a n ) H (e t ) S(in t ) P (ie t e r s ) G(il d ). Y.(an)
D.(e) B.(innen) of buiten K(ant), door een Wapentje van
Amsterdam gescbeiden
Keerzijde :
G S T g B
1805. Zie pl. XY n°. 163.
Over een rood koperen plaatje (groot 15) met een zalm
en 37 er op gestempeld, dat aan de vWier-vischverkoopers
(of dragers) wordt toegekend, zie beneden op Vischdragers.
Zie ve rd er ov e r de oud he id v a n dit g i ld , J. t e r G o uw ,
Amst. Kleinigheden blz. 4 2 — 4 4 , Amstelodamiana I I , blz.
AMSTERDAM. 115
332—334 en Dr. P. S c h e l t em a , De Groote Vischmarkt.
Aemst. Oudh. IV blz. 183—194.
St. Pochus- of Weversgild. Komt voor in een keur van
25 Aug. 1475, doch is veel ouder. Bevatte vroeger en
Wollen- en Linnenwevers, doch toen de wolweverijen in
Amsterdam vervallen waren, werd het gild het Linnenwe-
versgild genaamd; doch ook dit was bijna uitgestorven in
1766. (Zie W a g e n a a r IX blz. 105).
Geene penningen van dit gild zijn ons voorgekomen.
Want een koperen van 1660 (van den heer P. H. Ma sch h
a u p t ) , Cat. Tent. Amst. 1876 n° 2349 , heeft terecht deze
aanteekening van den inzender; „Bovenstaande penning
werd door eenige numismaten aan het gild der Linnenwevers
toegeschreven, doch bet is moeijelijk daarover te
beslissen.“ De penning n° 2349 is van de Ljint W|erkers.
St. Victors gild. Zie Korenmolenaars.
Sleepersgilde \ W a g e n a a r , IX blz. 216, zegt dat de
eerste hem bekende eenigszins uitvoerige Ordonnantie voor
dat gild van 17 Juni 1602 is. Brouwers, Bierhrouwers,
Grutters, Vleeschhouwers, Steenkoopers, Steenhouwers, Kalanders
en Korenmolenaars moesten ook aan het Sleepersgild
voldoen. Vele bepalingen, ben en bun sleepen door de stad
betreffende, deelt W a g e n a a r IX blz. 217—221 mede.
‘ Ordonnantien voor het Sleepersgilde Amst. 1788. 78 blz. 4“ In b e t begin
der 18“' eeuw weigerde b e t Sleepersgild leden er van te b eg rav en , die de
jaarzangen of den uitgang (de doode schuld) niet betaald h a d d e n , m a a r het
Gerecht ordonneerde dat h e t toch moest geschieden. De Oude Tijd 1874 blz. 140.
8*