
J;i
■ T-i ".i. '
u:;r-.- J«--'
Hun gildepenning is bij v a n Or d e n pl. IV n° 10 (blz. 17),
maar niet nauwkeurig afgebeeld, dewijl aldaar de afsnede
en daarin bet jaartal 1619 niet gezien worden.
1) Voorzijde: Het wapen van Amsterdam, daaronder bij
VAN Or d e n , Gerrit Van] Hoogmoet 1 3 Sejot. ( 0 . K .)
2) Pieter Meger (den 27 Februwar) 1748 (Gr. K.)
3 ) I a n S t e v e n s e n .
4) H e n d r ik v a n d e r H ogen 1738. (Mu n t e n d am n° 748.)
5) Claas van\ Leeutven.] oover Man] D. 3 Octbr. 1748
(Dikker en in klok- metaal of specie. Zie plaat IX n° 103.
Bevue 1874 p. 21 n° 26.)
Keerzijde: Een sleeper met paard en sleep. Links boven
hem een compartiment. In d e afsnede 1619. Gewoonlijk van
geel koper: geg. (groot 21). Zie ook Revue 1858 p. 387.
5) A l b e r t J a n s e | Mu l d e r ] v a n B u t t a e r d .
6) 1764 23 Mey. Koperen Gildepenn van I sA K W iN -
K E LM A N , pl. X II 121. Cat. Tent. Amst. 1874 n° 2613.
Aldaar n° 2616 en 2617. Fraaie en groote penningen
in koper en zilver, geheel afwijkende van de andere sleepers
gildepenningen, doordien zij een toeslee vertoonen.
(Inzender J. A S c h o o n e v e l d t . Later in de Verz. F. H.
Ma sc h h a u p t ). Plaat X II 130: volgens het zilveren exemplaar,
(groot 34) gedreven.
7) Voorzijde: Een sleeper met driekanten hoed naast een
toeslee.
Daarboven een oningevuld compartimentje en in de afsnede:
1619.
AMSTERDAM.
Keerzijde: Onder het gekroond en door leeuwen vastgehouden
wapen van Amsterdam:
I sa a k W in k e lm a n
den 23 Mey 1764
en Overman
den 1 Augustus 1777.)
Slotenmakers. Zie St. Eloy gild of Smidsgild.
Spekslagers. Zie Varkensslagers.
Steenhouwers. Zie Metselaars.
Steenzetters en Tellers. Zij hadden geel koperen gegraveerde,
met acht gaatjes voorziene of doorboorde draag-
platen, vertoonende het Amsterdamsche wapen, waar-
naast bet Xummer (4). Daar boven: S t e e n z e t t e r , en daar
beneden: & T e l l e r . (Groot 40) (Verz. F. H. M a sc h h a u p t ).
Pl. XV 159.
Steiger schuitenvoerder s. Zie Roeischuitenvoerders.
Tinnegietersgild. In de oude ordonnantie van 13 Jan.
1573 dragen zij den naam Nan Kannenmakers. De Kannen-
dekkers en Lepelmakers behoorden er ook onder, en tot
18 Febr. 1676 de Glazenkannen- en Aardewerkverkoopers.
Vier soorten van tin werden verwerkt:
I. Bloktin, gemerkt met een engel, als geheel zuiver,
ook soms met bijvoeging van het stadswapen; 100°/^ tin,
II Fijn roostin, 6 °/^ lood: merk: een roos.
ITT. Keur T in , 8 lood; meric: stadswapen.
IV. Kleine keur 11 ° f^looi-, gemerkt met het stadswapen
en K. K.