
Eerst in 1367, „op S. Giiiijs dacii of ’s Woendages na
St. Jans- dach uytgaende Oegst van dat ja e r, “ bestonden e r ,
voigens M a t h i j s V a n B a l e n J a n s z o o n {Beschrijvinge der
stad Dordrecht 1677 blz. 76), 29 ambacbtsgiiden. Van 1369
bestaat een bandvest van de gilden en neringen. V. B a l e n
blz. 512.
Den 11 Januari 1406, bingen 28 ambacbtsgiiden, verlegen
woordigende 38 gilderecbtige bedrijven, 28 gildezegels
aan eene oorkonde, waaraan er 96 uitbingen. J a c o b V a n
O uD E N H O V E N in zijn Oudt en Nieutv Dordrecht (12™® tot
Haerlem 1666, blz. 1 6 0 -1 6 1 ) deelt ons de namen dier
gilden mede. lets vroeger kan men bij laatstgenoemden
scbrijver (blz. 153—154) de namen van siecbts twaalf
ambacbtsgiiden lezen, die in 1666 bestonden, terwijl daar-
entegen V a n B a l e n , in 1677 (t. a. p . blz. 7 6 - 7 7 ) er
twee en dertig, benevens acbt broederschappen en confrerien,
optelt. Doch dit verschil lost zieh op door de opmerking,
dat er, zooals V a n B a l e n zegt (t. a. p . blz. 76) „twaalf
„bedendaegse Gilden met’er onderhoorige zijn, uyt wel-
„kers getal zijn betroud de sleutelen totte IJzere Kasse
„staende ter kamer van de Heeren Burgemeesteren“ '.
V a n O u d e n h o v e n en v a n B a l e n geven deze aldus op;
1 Vleeschhouwers, 2 Houthoopers, 8 Makelaars, 4 Groote
' IJ z e r e n Kas. In 1833 werden de pzeren denren opengobroken en de in houd
der kas door de heeren J . Smits Jzn en Dr. G. D. J . Schotel geiii-
ventariseerd. Zie Van den Bra n d el eb I blz VII.
Schippers, 5 Spuijenaars, 6 De heeren van St. Ja n , gezegd
Kleermakers, 7 Bakkers, 8 Huistimmerlieden, 9
Coomans, 16 Schoenmakers, 11 Vischkoopers, en 12 Smeden.
Eindelijk geeft de heer Mr. P. V a n d e r B r a n d e l e r
in den Inventaris van het Archief der gemeente Dordrecht
(II 2, 1866) eene lijst van 32 giiden en van ééne confrérie
blz. 1—1 2 , en een overzicht van de, dezen betreffende
bescheiden, nog in genoemd archief voorhanden.
Voor eene vergelij kende geschiedenis van de opkomst, de
uitbreiding en het verval, de zamensmelting en den onder-
gang van de gilden van Dordrecht, zon een staat, ivaarop
de gilden van 1367, 1406, 1437 ' , 1666, 1677, naast
elkander geplaatst, voorkwamen, niet ondienstig zijn. Wij
merken hierbij op dat vijf groote gilden, volgens de generale
ordonnantie van 25 September 1601, gescbeiden
zijn (V. D. B r a n d e l e r t. a. p. blz. 4 enz.), en dat bet
voortreffelijke werk van Mr. P. H. V a n d e W a l l , Hand-
vesten en Privilegien der stad, Dordrecht (1790, drie deelen
in folio) ook keuren en overeenkomsten betrekkelijk
de verhouding tusschen de regeering (1437), de toelating
van de hinderen van poorters en vreemdelingen in de
Gilden (1447) II I 582 enz. bevat. Vermits wij echter
^ Den 29 Decb. 1437 werd eene k eu r en overeenkomst betreffende de gilden
cn de stadsregeering van Dordreclit g e slo ten ; van de "Wa l l , Handvesten en
Privilegien van Dordrecht. Het was een verdrag. Men tre ft h e t a an in het
Aanteehenboelc van het Scheepmalcersgild (1587—1594) benevens de keuren
van 34 gilden, Yan den Bra n d el er I I 2 blz. 5 n" 10.