
Ofschoon het stuk geen bepaalde kenteekenen draagt van
in Middelburg te zijn geslagen, zoo kennen deskundigen
het toch stellig aan deze stad toe.
Er is namelijk eene kennelijke overeenkomst tusscben d it,
in de Verzameling van bet Zeeuwsch Gen. berustend
stukje (groot 21) en den even grooten Lakenkoopers gilde-
penning van 1595, afgebeeld bij AWn O r d e n pl. XYTT
(n° 6) en op Middelburg plaat (12) of pl. LXXII (58).
Zij zijn door dezelfde bekwame hand gesneden en hehhen
dezelfde, ons later stellig als Middelburgsch voorkomende,
compartimenten; en vermits de voorstelling op den penning
van 1595 zoozeer OA®ereenkomt in ordonnantie met den veel
grooteren Lakenkoopers gildepenning van Middelburg A®an
1689 (zie V. Or d e n pl. XXII n° 4 en Middelburg pl.
12 of pl. LXXII (63), zoo is, naar het ons toeschijnt,
de zaak uitgemaakt.
iriw'femers. Hun gildepenning vertoont, Voorzijde: Adam
en Eva onder den appelboom des levens, omgeven door
de slang ‘. Links en rechts een mandje met bloemen.
Omschrift: 1 D«. H«. B u r g “ . S t e v e n . V o e t . O v e «.
d e «. B a r e n t S c h u y rm a V d e «.
Keerzijde: Een korf met appelen gevuld en bet jaartal
16 91. In het veld X° (62) (64 Verz. V. G e l d e r ).
‘ Een ovaal zilveren schild van hen van 1645 {Cat. Tent, p. 16 (21) heeft
dezelfde voorsteUing en volgens Cat. Oudh. blz. 59 n» 322 dit randschrift: „de
HEEK Jakes A®an Hülgem, overdeken, Maohiel Lefen, als deken, Pieter
Marijms, Gerrit Van Waesseniioven, anno 1645. Onder de figuren:
Jan Jansen Howen, als cnape.
I a n . DB . Boo . k n a p e .
O m s c h r i f t : . A d r y a e n : M e e k t e n V O u d e « . L a m b u e c h L
V e b p o c h « . b e L Geel koper, gest. (groot 34) Bevue 1858
p. 420. Cat. Middelb. blz. 59/69 n° 320, waar onder
321 w o r d t m e d e g e d e e ld , d a t d e S tem p e ls v o o r b e id e z ijd e n
n o g a a nw e z ig z ijn . Z ie M id d e lb u rg p l. 2 o f p l. L X I In “ 12.
G o u d s m e d e n g i l d '. Hiervan werd eene proeve in het
midden der 18® eeuw, vervaardigd door A. C. R e y d a l s
(een met goud versierden bijbel), vermeld in den Cat. Tent.
Middelb. 1870 blz. 12 n° 105 (6).
H o e d e n m a k e r s . Eene ampliatie op hunne oude ordonnantie
is van 12 Juli 1511 {Inv. K 982). Even als elders verloor
dat ambacbt in de 17® en 18® eeuw veel van zijn omvang.
Houtzagers. De o rd o n n a n tie v a n 3 Juli 1621 op h e t
H o u tz a g e r s g ild e b e s la a t in h e t HS. 26 b la d z ijd e n e n b e v a t
35 a r tik e l e n *. Zij w e r d e n t o e n , voor het eerst, o n d e r
> Goudsmeden Hunne ordonnantie is van 21 April 1455. Invent, n
Inhoud blz. 72. Hunne eigene merken en h e t teeken der stad moesten zij op
h u n werk stellen. He t stadsteeken was een a re n d , staande in een rond p a rk.
In eene ordonnantie van 1502 22 Ju li (In v . n« 885) op h e t Coomans gdde
is ook sprake van hun ambacht.
3 Ilontvagers. Een der drie leden van h e t L. Vrouwc-gilde achter de deur
van de Westmonster. Zie In v . n» 254 „als die vagers.“ Nog in 1551 (n® 2087)
treffen wij hen vereenigd met de Metselaars en Timmerlieden
donde een a lta ar. Ofschoon men in eene ordonnantie van 1484 (n 564 hlz.
148) leest- „Wordt vernietigd het ambacht v an de Z a g e rs , terwijl h e t ledereen
zal vrijstaan dit ambacht u it te oefenen.“ Eene ordonnantie voor de Houtbrekers
werd 18 Mei 1457 uitgevaardigd (In v. blz. 81). In den inhoud is sprake van
„houttuinen“, in Amsterdam ook hekond.