
waaronder 3 proefstukken, een zilveren schild van 1737,
en 49 looden penningen met den gietvorm. Cat. blz. 39.
Voorzijde (doorboord): Een gekroonde Schoenmakers bamer.
Daaronder twee naar elkander gekeerde schoenen met
booge bakken, en 1646.
Keerzijde: Glad, of met een gegraveerd gildecijfer (60),
of letters HK (11) enz. Eevue 1874 p. 36, 37 n° 91
(Grootte 28). Zie plaat LXXIX, Goes (7).
Het Groot en KleinscJtippers of achtete gilde (in de notulen
van den Eaad, maar niet in de gildeboeken als zoodanig bekend)
komt eerst in 1 627 te voorscbijn, ofschoon zeker veel vroeger
uit beboefte daaraan ontstaan. De reliquien daarvan zijn
twee zilveren scbepen of scbilden, een groote tabaksdoos
met de insignien van de schipperij, een zilveren jongenswapen
en 39 koperen gegraveerde, doorboorde penningen
{Cat. p. 46) bij bunne goederen gevonden.
Voorzijde: Alleen een naar de linker zijde stevenend met
drie vlaggen prijkend tjalkscbip. Zie pi. L X X IX , Goes (8).
Keerzijde: glad (groot 28). Hun schippersbuis werd in
1792 verkocht.
Ook bet bestaan van bet Bakkers- of negende gild, moet
hooger dan hunne oudste nog aanwezige gildebroeders-naam-
lijst van 1610 opkiimmen. Tot ] 697, toen de Pottenbakkers er
bijgevoegd werden, was Ix&i mi Brood-, Buiker-, Koekbakkers
en Molenaars samengesteld. Ten overvloede verbood men toen
de Pottenbakkers uitdrukkelijk brood te verkoopen! Hunne
rekeningboeken (1613—1811) en twee zilveren schiiden,
omtrent wier herkomst eene breedvoerige aanteekening
voorkomt aan het slot der gilderekening van 1795, het
knapen wapen en 19 looden, gegoten penningen worden
in den Cat. blz. 47 vermeld.
a) Voorzijde: Twee Bakkers inschuivers of scboten,
waarop twee broodjes liggen, omgeven door vier andere,
boven 1764, beneden B a c k e r ]G i l d e .
Keerzijde N° (23) ook (24). (Groot 28). Aan Goes toegewezen.
Bevue 1874 p. 3 6 , n° 87, waar onder n° 88 en ook in Cat
F o k k e r n° 1493 nog van hetzelfde gild een andere looden penning
van dezelfde grootte voorkomt. Zie pl. LXXIX, Goes (9)'.
b) Voorzijde: Een lijkbaar. Op het lijkkleed B{akkers)
G{Ud).
In het veld 1764. Omschrift:
H e d e h m y : m o r g e n d y .
Keerzijde; X° 9.
Tien jaren later, in 1774 moest de regeering van Goes,
bij ernstige ordonnantie, den Bakkers verbieden, elkander
de nering te onttrekken ( P i c c a r d t t. a. p. blz. 139 (40).
Het tiende boofdgild van 1 5 7 9 was het Poorterije- of
Leeggangersgild, oorspronkelijk eene geestelijke instelling ,
als Kruisbroedersgilde bekend, die liefdediensten verricht-
ten. Aanvankelijk bemiddeld , ging het te niet in 1 7 1 5 ,
P i c c a r d t blz. 1 4 6 .
* Cat. Bom, Decb. 1874, n® 4561 f 3.50. Bakkersgildepenning Tan Goes?
Koper: Voorz . = a) maar met 1645. Keerzijde: Naam. Dezen k u nnen wij niet
aan Goes toewijzen.