
Vlissingen mag reeds vroeg door zijne günstige ligging
een plaatsje zijn geweest, waar zich vissehers enz. ‘ vestig-
den; eerst in het jaar 1315 bekwam het stadsrechten,
(Yan A I i e r i s I I , blz. 156—160), bevestigd door Ma m a
van Bourgondie in 1477 {aid. 160—161). Yan gilden is
m het eerstgenoemde stuk nog geene sprake. AYij lezen er
in, „dat alle die gbene die binnen der vnjheden van Ylissingen
woenen off coomen, sullen woenen moghen coepen
ende vercoepen, backen, brouwen ende alrebande coeman-
scepe, die sij hebben doen Avanneer sij . . . . poorters sijn.“
Ook van bet koopen en verkoopen van „versehen viscb off barme“
is sprake, alsmede van wijnvervalscben (niets nieuws onder
de zon!) door wijnkoopers. De marktdag was des Dinsdags.
J. J. B r a h e , in zijn Vlissings Eeuwvreugde, te Ylissingen
in 1773 uitgegeven, deelt ons (blz. 269—280) eenige
bijzonderheden omtrent de gilden van Ylissingen mede. Yolgens
hem (blz. 270—271) werd van 1500—1550 de volgende
rangorde bij de drie groote processien in acht genomen :
De tweede was van gebakken a a rd e ; van boven lo o d ; daarop a an de eene
zijde een schild met een klimmenden le euw, dragende ecn wapenschild mot
negen bollen (dat der Medicis?), van boven in de boeken van bet schild
NE 1573, en aau de andere zijde Adam en E v a , verleid en verdrevon wordende
u it h e t paradijs.
1 „Eerst waren de inwoonders van Vlissingen V is se h e rs , S c h ip p e rs, Boots-
„gezellen, en hunne bozigheden meest zeilen , touwen, n e tte n , re ep en , takels
„en dusdamge scheep- en visohtuig te m ak en ; doeli namaals begaven zicli
„eenigen to t do commissiovaart of reine k a a p .“ M. Ga rg o n , Walchersche A r -
hadia I I blz. 127.
I Wagenaars, II Viscoopers en Vischdroogers, II I Backers
{St. Jobs altaar), IV’" Zackedragers [St. Jan Baptista),
Y Bierdragers, Y l Smeden, YII Cleermakers, Lakensnijders,
Cousmakers, YIII Schoenmakers, IX Timmerlieden van
huisen en scepen, Scrijnwerkers, Metselaars, X Vleeschhouwers,
X I Marsseniers [Merceniers) en haer gezelsebap,
YTT Tappers {St. Catharijnen), X III Cupers, XIY Car-
luden, XY Vissehers, XYI Colveniers, XYII Handhoge-
scutters, XYIII Cruisboge-schutters '.
In 1772 waren in Ylissingen de volgende gilden, volgens
B r a h :e , aldus gerangschikt:
1 Collegium Medicum *, 2 St. Nicolaas gilde *, 3 Makelaars,
4 Brandewijnverkoopers, 5 Wagenaars, 6 Zilversmeden,
7 Kaarsmakers, 8 Lijkbidders, 9 Kuipers, 10
Bakkers, 11 Kleermakers oi Snijdersgild, 12 Chirurgijns,
18 Apothecars * , 14 Timmermansgilde en onderhoorige
1 B r a h i S me rkt h ie r bij n" X V I—V V II op; „ d e d r i e boogscliutterijen belioor-
den dus destijds onder de stedelijke gilden.“ Ons d u n k t, d a t zij slechts
ä la suite d a arvan in de processie kwamen.
® H u n ovaal z ege l, ten gemeentehuize voorhanden, vertoont een door
slangen omringd en door den doctoralen? hoed gedekt sch ild , w a arin de s ta f
van Aesculapius. Omschrift: C o l l e g i u m M e d i c u m P l b s s i n g a n u m . Zie Y lis singen
pi. 5 , of pl. L X X V II I (22).
3 Vergelijk Arnhem.
^ In het Yervolg op den In v . der I I S S. van h e t Z. Gen. door F . N a g t -
GLAS 1869 vindt men blz. 5 Aanteekeningen van H. P . AVi n k e l m a n , te Ylissin
g en , betreffende het on tsta a n , den merkkring en de gesehiedeiiis van het
Apothekersgilde te Vlissingen. (Fol. 1863). Twee zegels van h e t Collegium
Bhannaceuticum zijn nog op h e t Gemeentehuis aanwezig; n® I groot 27, stelt