
in de rechter en een groote naald in de linker hand.
Het lofwerk bevat ook een haak en o og'. De proef bestond
in het maken van 6000 spelden, van de sorteringe als de
knechts op bun winkel gewoon zijn te maken. Desgelijks
de Haahmkers. A^oor de NaaMenmakers van een à twee
honderd naalden in twee soorten van zuiver staal. Zij hadden
drie Hoofdlieden (HS. pl. 74—75).
Passementwerkers (29 Juni 1643). Onder dit gild behoorden
allen, die passement of lint met klein voetgetouw
werkten. De proef Avas bet maken van een passement à jour
met p u n t, drie hoog, van mantelkoorden en van lint met
kantjes. Zij hadden twee Hoofdlieden. De meesters mochten
niet meer dan 8 getouvren stellen. (HSS. blz. 46—47).
Scheepstimmerluyden en Mastenmakers (5 Febr. 1643).
„Geene scbeepstimmerwerven of hellingen zullen elders
mögen worden gemaakt, dan aan de Nieuwe Sobeepmakers-
haven bij de Schiedamscbe poort of aan de Hotte. Van 1
April—30 Sept. was de werktijd van 5 uren ’s morgens
tot 7 uren ’s avonds. Zij hadden vier Hoofdlieden, waaronder
altijd een Mastenmaker. (HS. blz. 56—57).
Reeds in de Bevue 1859 p. 125 A¥as een koperen penning
van de Scheepstimmerlieden of het St. Noachsgild van
Rotterdam vermeld. Deze gegraveerde penning in bet Archief,
dier stad voorhanden (zie de pl. Rotterdam I ofpl. XLIX n° 2)
groot 35 streepen (V. G e l d e r ook 35), vertoont, Voorzijde:
De C. K. nevens het beeid kunnen voorletters zijn van een dignitaris.
op den achtergrond de arke Noachs op den top van den berg
Ararat vastzittende. Aan den voet daarvan is een zeilende
driemaster, besehenen door een hemellicbt. Op den voor-
grond een snelloopend man, die op een jachthoorn blaast
en een piek in de linker band houdt; vóór bem een jacht-
hond, die een haas vervolgt, als zinspeling op den naam
J a g e r van den gildebroeder: In de afsnede: Noachs Gild.
Alles even als op de Keerzijde in een gestippelden rand.
Keerzijde: C o r n e l i s ] * A l b e r z e ] J a e g e r ] 1778 den
26] November.
Schildersgild (22 Januari 1619). Het St. Lucas gilde
schonk reeds in Mei 1492 een altaar in de St. Laurens
kerk (V a n R e y n I , blz. 246). Keizer M a x im i l ia a n be-
schonk het gild met zijn wapen, door J. O ü d a a n bezongen
t. a. p. blz. 77—78. Onder dit gild behoorden de Fijn-en
Grofschilders, de Konstverricbters, de Glasschrijvers, de
Plaat-Beeldfigurensnijders, de Beeldhouwers in steen en bout,
de Kleiwerkers of Boetseerders, de Arcbitectuur- en Blauw-
steenbouwers, de Konst- en Katoendrukkers, de Kompas-
makers, de Tegelbakkers, de Bordimr- en Tapijtwerkers, de
Glazenmakers, de Sehilderijen-Konst en Prentenverkoopers,
en de verkoopers van olieverven en penceelen. Voor den
jaariijkschen maaltijd bracht ieder gildebroeder 20 St. bij.
Zij hadden zeven Hoofdlieden (HS. blz. 82'— 83).
Schippersgild. Pinnendijks (23 Decb. 1581). Buitendijks
(27 Juni 1587).
De Catalogus V a n d e r N o o r d a a (n° 3808) kent aan