hebben de Haagscbe gildepenningen veel eigenaardigs dat ze
doet berkennen. Velen daarvan toch, vooral uit het begin
der 18® eeuw, zijn met zeer boog verheven beeidwerk
voorzien, en de letters grof en wanstaltig. Zij verraden
een ongeoefenden graveur. Slechts een enkele, van 1774,
wijst bepaald den Haagschen oorsprong aan. Wij gaan over
tot bebandeling der gilden afzonderlijk.
Apothekers. Een eigenlijken gildepenning van het Apo-
thekers-Confrerie gilde, bestierd door Deken en vier Hoofdmannen,
hebben wij niet gevonden. Hun ovaal zegel is
afgebeeld in de Mededeelingen van de Vereeniging ter he-
oefening der geschiedenis van ’s Gravenhage. (Aldaar 1863
Iblz. 51 en bij ons ’s Gravenhage, pl. 5 n° 21, pl. XLVI).
Het stelt den zonnegod Apollo voor, die de door hem
jnet pijlen gedoode slang Python vertreedt. Hij draagt een
pijlkoker. Xaast hem ligt een her en staat een binnen-
scbrift: Ivvante Xvmine {Met Gods hulp). Het jaar waarin
dit Collegium Pharmaceuticum of broederschap is opgericht,
wijst bet omschrift van het zegel aan, dat aldus luidt:
S(iGiLLUM Co l l (e g i i ) P h a rm a c (e u t ic o r um ) H a g b n -
SIUM 1629.
Met deze voorstelling op het zegel komt die op de
Voorzijde van den toegangspenning tot den lang verdwenen
Hortus van ’s Gravenhage geheel overeen. Alleen het
buiten-omschrift verschilt, luidende; Co l l eg i (um ) P h a rm -
(aceuticarxtm) H a g ie n s (ium ) 1751. Bij deze beeldspraak,
zoo lezen wij in de Mededeelingen 1 blz. 205, wordt waarschijnlijk
door Apollo de Geneeskunst en door het monster
de ziekten en kwalen verstaan.
Op de Keerzijde ziet men een aloe in een grooten p o t,
tusschen twee borens van overvloed, waaruit vrucbten en
bloemen voor den dag komen. Op den pot is de naam
gegraveerd van hem aan wien deze toegangspenning werd
gegeven'. De bestemming er van blijkt uit bet omschrift:
L ib e r in g r e s su s h o r t i medici 17A51.
De penning is beschreven in de Mededeel. Iblz. 205—206,
en aldaar, vrij flauw, onder n° X I I , afgebeeld. Zie ’s Gravenhage
1, n° 1, pl. XLII. Wij kunnen hier in geene
nadere bijzonderbeden omtrent dit Collegie treden, maar
verwijzen naar de Mededeelingen t. a. p. V a n R iem sd ijk
t. a. p. I , blz. 635, de Keuren en Ordonnantien van ’s Gravenhage.
Eerste deel (1614—1735 blz. 165) en Tweede
deel (25 Mai 1736 tot 4 Juni 1803 blz. 72 en blz. 363)
4‘° I , ’s Hage 1735, II aid. 1803). Met al de andere
Haagsche gilden werd het bij bekendmaking van 14 October
1798 (naar aanleiding der publicatie van 5 October
1798 van bet Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek)
vernietigd. {Keuren, IIb lz . 303). T im a r e t e n , II blz. 310,
deelt de opschriften in de kamer dier Broederschap mede.
Bakkers. Een penning van hen is door ons niet gevonden.
De zilveren beker van het St. Oherts- of bakkersgild
van 1689 met opschriften was op de tentoonstelling te
‘ Bij P erreau Re vu e , 1858, p. 409. L. W. J . L i p p e r t , in de Mededeel.
t. a. p. H. J . R o i je r en eldera A. D rognat.