
/II
Keerzijde: Een jager achter een hond, die een haas vervolgt;
verder een boom, als zinnebeeiden van de Veluwe.
Omschrift: * W il d e Oo st e b Y e e lw e (Velmve). Zie
Leiden pl. 2 of pl. XLYIII n" 3. Wij twijfelen geenszins
of deze onze ontdekking van Leidsche buurtpenningen zal
nog andere penningen dier soms zeer zonderlinge namen dragende
buurten ' doen vinden v
Mocbten wij bijna geen penningen der Leidsche gilden
“ Zonderlinge namen der Leidsche b u u rte n : In 1614—1641 tre ft men a a n ,
b. v. Blich in den Aessach {— Kiflc in het J a tstra a t te Groningen?), Kichen-
bnrgh, d’ Onden R ijn o f Clexjn van Macht, de Eoode Z e e , de Wotttvriesen,
H Wout sonder genaden enz, enz. Over de Bu u rth e e ren , zie Aanhangsel.
® In h e t Leidsche penningkabinet is een ge elkoperen, gegraveerd penningje
(groot 20) Leiden pl. 2 of pl. X L V II I n “ 4. met h e t o p sch rift: M®. I saok de
Mia'NE. Een naam in Leiden zoowel in 1614 als in 1653 bekend. H a a r in
1653 echter als die van een theol. Student. Zou dit ook geen buurtpenning
met den naam van een Buurtheer kunnen zijn? Zoo hebben wij ook een looden
penning (groot 24) u it eene Rotterdamsche verzameling, MS. pl. L (3)
a fk om s tig , in lood, afgebeeld op Leiden p la a t 2 of pl. X L V II I n“ 5.
Voorzijde: A. TUÜR| LUER.
K ee rzijd e : D B V
W V R
1711.
Wij vroegen ons a f : was de naam A. T u e e lu e k in 1711 in Leiden behend
, dan zouden de le tte rs der Keerzijde kunnen gelezen w o rd e n : D(e) E(uurt)
v(an) (de) Nf(ouä) N R(iesen ), die bij O e l e r s t. a. p. blz. 69 onder n" 61
voorkomt, en A. T u ü e l ü e r de Buurtheer zijn. E n werkelijk vond de hecr
Jh r. R am m e lm an E l s e v i e r , archivaris te Leiden (blijkens eene mededeeling
van den heer T n . M. R o e s t ) twee A (b e a h am s ) 'T u e e l ü e r s in Leiden. De
eerste zoon van D e n ijs T ü r e l ü u e , gedoopt 1675, en een tweede A beaitam,
van denzelfden v a d e r, gedoopt 1688, beiden in de Franscbe kerk.
v in d e n , h u n n e b la zo en en en k op pen ontbreken ons nie t.
Yan het Chirurgijnsgild was een zilveren gedreven blazoen
van 1677; op de Tent. te Amst. Arti 1858 n® 232 ,
en op die te Delft in 1863 n° 510, als eigendom der stad
Leiden geexposeerd.
H e t ste ld e d en ba rm ha r tig en Samaritaan vo o r omr in gd v an
de a ttrib uten v a n b e t g ild en h e t w a p en der stad L e id e n ,
b en e v en s die der H o o fd lied en G. B u r g h v l ie t , J. P o l a n en
en W. YAN H o ecke. A a n de pla a t h a n g t m e t zÜYeren
k e ttin g b e t z e g e l v a n h e t g ild , zijn de e en doodshoofd.
Omscbrift d a a r v a n : S (ig il l um ) Ch ir u r g ic um L ug d uno
BATAVOR(um). X osce t e ip sum . (Ken u zelven).
Het Droogscheerders- en Lakenbereidersgild in Leiden
bezat een vergulden kop, nu het eigendom dier gemeente
(Tent. Arti 1858 n° 71).
Om de kelk de wapens van Pieter van Ässendelft Bf.
Pieter Wildeman, Jacob van der Maes, Andries de Vis-
scher, Pieter van Hogemade, Adriaen van Ässendelft. Bf.
Hendrich Putmans, Nicolaes van de Velde, Josias Hubrecht,
Jan Poelaar dt, Justus Hoogenhouck, Jacob des Tombe. Op
het deksel de attributen van het gild en de gekroonde sleutels
van Leiden tusschen een Droogscheerdersscbaar. Yan binnen
het wapen van Wm. Y a n H e em sk e e k en het omschrift:
Eendragt maakt magt ’t oud spreekwoord zeit
Men vind in mij het klaar bescheid
Die door de Eendragt was bevoegt het gild ter eeren
Doch tweespa.lt stak een stok in ’t iviet